DE RUILVERKAVELINGEN OP AMELAND EN DE EXCURSIE DERWAARTS VAN DE HOOFDAFDEELING «RUILVERKAVELING» DER NEDERLANDSCHE HEIDEMAATSCHAPPIJ OP 8 EN 9 JUNI 1927. (Vervolg van blz. 136.) Daarna was het woord aan den heer Jonas die als land meter van het kadaster, ingevolge art. 29 van de Wet op de ruilverkaveling de «plaatselijke Commissie» bijstaat ter verdere toelichting van de verschillende ruilverkavelingswerkzaamheden, waarbij uit den aard der zaak rekening moest worden gehouden met de omstandigheid, dat een gedeelte der toehoorders uit niet- deskundigen bestond. De causerie van den heer Jonas luidde ongeveer aldus: «Wanneer eenmaal, na de stemming, het besluit gevallen is, dat eene Ruilverkaveling zal doorgaan, dan meenen de belang hebbenden en vaak ook de belangstellenden, dat in een korte spanne tijds de nieuwe perceelen op het terrein zullen uitstaan. Het valt dan meestal tegen, wanneer men spreekt van 2 seizoenen. Daarom is het wel goed om eens een overzicht te geven van de verschillende te verrichten werkzaamheden, waarbij men ook wel tot de overtuiging zal komen, dat van de zijde der Centrale Commissie, van de plaatselijke Commissie en den deskundige alles gedaan wordt om de zaak te bespoedigen en om vluggoed en goedkoop werk te leveren.» «Bij de belanghebbenden overheerscht alles de wensch, om zoo spoedig mogelijk hunne nieuwe perceelen in bezit te kunnen nemen, maar voor we over kunnen gaan tot de uitzetting van het nieuwe toedeelingsplan, moeten de volgende onderdeelen klaar zijn: i°. De schatting en berekening der ingebrachte perceelen, die de grondslag zullen vormen van de waarde, waarnaar later weer toebedeeld zal worden. 20. Een grensregeling van den omtrek van het blok. 3°. Een geheel nieuwe opmeting en waardeberekening van het terrein, met plaatsing van vaste punten van waaruit later de perceelen uitgezet kunnen worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1927 | | pagina 199