waarbij telkens het volledige oude bezit van een eigenaar wordt
vergeleken met het hem toebedeelde. De besproken wijzigingen
worden daarna aangebracht en de zaak blijft nu eenigen tijd
rusten, waarna het «plan van toedeeling» nogmaals grondig
met de plaatselijke Commissie wordt nagegaan, om ten slotte
door de Centrale Commissie te worden bestudeerd en goedgekeurd.
Te Hollum zag de plaatselijke Commissie aanvankelijk tegen de
toedeeling op, daar men vreesde dat tengevolge van de vele
variatie in de grondsgesteldheid deze of gene gedupeerd zou
kunnen worden, doch reeds spoedig bleek, dat het ontwerp zeer
mee viel, daar alles regelmatig gaat en men iedereen, behalve
samenvoeging, verbeterde afwatering en toegangswegen, nog
menig voordeel kan bezorgen, waarbij de geuite wenschen van
veel nut bleken te zijn, daar hiervan zeker 80 kon worden
ingewilligd.»
«Bezien we nu het nieuwe plan, dan is de eerste indruk, dat
er nog veel te veel kleine perceelen zijn; dat kon helaas niet
anders, omdat de ingebrachte eigendom soms zoo klein was.
Het aantal oude perceelen bedroeg 4897 met eene gemiddelde
grootte van 7 are, doch er waren ook bij van 1 a 2 are; deze
perceelen behoorden tot 272 eigendommen, verdeeld als volgt:
44 eigendommen tot 10 a
75 50
55 1 ha
56 2
34 5
en 8 daarboven.
Van groot grondbezit is dus geen sprake, te minder waar de
grootste grondbezitters nog kerkelijke lichamen zijn, die hunne
perceelen verhuren. Ook moest bij de toedeeling een kenmerkend
onderscheid gemaakt worden tusschen «grasland», dat erg ge
wild en «bouwland», dat vrijwel geschuwd wordt, zoodat zelfs
aan kleinere eigenaren vaak 2 perceelen moesten worden toe
bedeeld, nl. één in het grasland en één in het bouwland. Boven
dien werd volgens de wenschen aan bijna iederen eigenaar een
perceel dicht bij het dorp toegewezen, soms aan hunne erven, of
waar dat niet mogelijk was, zoo dicht mogelijk er bij. Ook deze
perceelen konden natuurlijk niet heel groot worden. In werke
lijkheid is de indeeling veel gunstiger, dan zij er op de kaart
207