brengen, terwijl daarvan evenmin nadeel is te duchten voor de
belastingplichtigen.
Toelating van vrouwen als getuigen bij akten.
Bij Kon. Boodschap van 23 Dec. 1926 is ingediend een wets
ontwerp tot wijziging van de artikelen 20, 131 en 991 van het
Burgerlijk Wetboek en van artikel 858 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering, zoomede van de artikelen 22 en 23
der Wet op het Notarisambt, strekkende tot het toelaten van
vrouwen als getuigen bij akten.
Grondbelasting.
Uit de Staatsbegrooting voor het dienstjaar 192J. Hoofdstuk VIIB.)
Volgens het voorloopig verslag wezen eenige leden bij de alge-
meene beschouwingen er op, dat in vele gevallen de aanslag in de
grondbelasting berust op een schatting van vele jaren her, welke
met de werkelijkheid niet in de minste overeenstemming meer is.
Zij drongen er op aan, dat hierin verandering zal worden gebracht.
In de Mem. v. Antw. geeft de Minister te kennen dat de
grondbelasting wordt gehevenvoor de gebouwde eigendommen
(sedert 1 Jan. 1908) van de onzuivere huurwaarde, afgeleid uit
den gemiddelden stand der huurprijzen (c.q. koopprijzen of stich-
tingskosten) van de jaren 1892 1896, voor de ongebouwde
eigendommen (sedert 1 Jan. 1893) van de zuivere pachtwaarde,
afgeleid uit de gemiddelde pachtprijzen van de jaren 1877 1881.
Eene herziening van de belastbare opbrengst naar den tegen-
woordigen stand der huur- en pachtprijzen met behoud van de
bestaande heffingspercentages (resp. 4,86 pet. en 6 pet.), zou tot
eene belangrijke verzwaring van den druk der belasting aan
leiding geven, Voor een voorstel daartoe acht de Minister het
tegenwoordige tijdstip niet geschikt.
Eene herziening, die evenals de vorige ten doel heeft
om met behoud van de totaal-opbrengst enkel te geraken
tot eene meer evenredige verdeeling van de belasting over de
verschillende eigendommen, zou schatten gelds kosten. In de
tegenwoordige omstandigheden acht de Minister reeds daarom
zulk eene herziening niet te rechtvaardigen.
2 I