(Schw. Z. f. V. u. K. 1925 p. 155-158, 201-203) dat, als men
met een afstandsmeter van Reichenbach een lengte grooter dan
75 m meet, deze door de diff. refractie meer dan 1 %o foutief
kan worden. En mede op grond van de toen in Zwitserland
reeds in ruime mate opgedane ervaring komt hij tot het besluit
dat men met tachymetrische afstandsmeting met verticale baak
in «instructiegebied II» hoogstens mag gaan tot 50 m. (de tole-
rans bij lengtemeting bedraagt in dat gebied voor 50 m +3 cm
en voor 100 m 5 cm).
In 1923 en 1924 zijn onderzoekingen met verticale baak (op
een afstand van 125.5 m) verricht door K. Lüdemann (Schw. Z.
f. V. u. K. 1926 p. 26-32, 49-55). Deze komt ook tot de
conclusie, dat voor meting van veelhoekszijden en andere be
langrijke afstanden zooveel mogelijk de horizontale baak moet
worden gebruikt.
Dit heeft men in de praktijk dan ook zien gebeuren: De nor
male opstelling der Werffeli-baak is horizontaal. De baken be-
hoorende bij de dubbelbeeld-tachymeters van Wild, van Kern en
van Zeiss-Boszhardt staan bij het gebruik eveneens horizontaal.
Bij den laatsten zou men kunnen spreken van een baaktoestel:
een verdeelde horizontale baak is verschuifbaar langs een door twee
schoren gesteunde verdeelde verticale baak (de afstandsmeting
kan ook geschieden volgens Reichenbach). In ons land werd
aanvankelijk de baak met de Dieperink-verdeeling voor afstands
meting verticaal aangewend, naderhand horizontaal.
Behalve voor polygoneering zal naar wij verwachten de tachy-
metrie in de toekomst bij ons Kadaster toepassing vinden voor
algeheele hermeting van onbebouwde terreinen, dit is de reden,
dat de aanleiding die het artikel van den heer DE Boer bood om
er nog even over uit te weiden, niet onbenut werd gelaten.
Heines.
DE PROCESSEN-VERBAAL EN DE VASTLEGGING AAN
DEN TECHNISCHEN GRONDSLAG.
Op de laatste Alg. Vergadering is besloten aan de Regeering
te verzoeken een proef te nemen met het opmaken van processen-
verbaal bij den bijhoudingsdienst.
222