DE TOEPASSING VAN PUNTTRANSFORMATIES IN DE LANDMEETKUNDE. II. De projectieve transformatie. a. De afbeelding van een rechte. Gegeven zijn twee rechten, op iedere rechte een beginpunt en de positieve voortgangsrichting. Een willekeurig punt op de eerste rechte is gegeven door zijn afstand x tot het beginpunt. Voegt men nu de punten van de tweede lijn zoodanig aan die van de eerste toe, die met ieder punt x correspondeert een punt X van de tweede lijn, terwijl waarbij bi a2 b2 transformatie-constanten zijn, dan zegt men, dat de punten van de eerste lijn projectief op de punten van de tweede lijn zijn afgebeeld. Omgekeerd blijkt a/ X -f- V N a2'X b2' {ia) De afbeelding van de punten van de tweede lijn op die van de eerste is van gelijken aard. Bovendien blijkt dat bij één punt van de eerste slechts één punt van de tweede behoort en omgekeerd. De afbeelding heet daarom één-éénduidig. Geeft men de transformatieconstanten, dan is bij elk punt zijn beeldpunt te berekenen en te construeeren. Zijn de constanten niet bekend, dan is de afbeelding volledig bepaald, als men van 3 punten op de eerste lijn de beeldpunten op de tweede lijn geeft. Dan zijn n.l. 3 vergelijkingen (1) op te schrijven, waarin X en x bekend zijn, terwijl aj bi a2 en b2 onbekend zijn. Bedenkt men verder dat van deze vier grootheden één willekeurig kan worden aangenomen, dan ziet men, dat de gegeven drie punten de afbeelding volkomen bepalen. Elimineert men uit de drie zooeven bedoelde vergelijkingen en uit de algemeene vergelijking (1) de ai bi a2 b2 dan komt er: X Xi X3 Xi x X| X3-X1 X X2 X3 X2 x x2 x3 x2 at x -j- bi

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1927 | | pagina 25