Dat de hoek tusschen de beide vlakken naar willekeur gewijzigd
mag worden, als maar de snijlijn behouden blijft, blijkt onmid
dellijk uit de formules 8 en 8a.
Geen enkele der daarin voorkomende grootheden ondergaat
verandering als de vlakken worden gedraaid.
Bij de draaiing verplaatst zich het projectiecentrum zoodanig,
dat het parallelogram Fff D dezelfde zijden behoudt.
Men kan de draaiing zoover voortzetten, tot de beide vlakken
samenvallen. <r komt dan ook in het gemeenschappelijke vlak te
liggen, en blijft projectiecentrum. De snijlijn blijft perspectiviteitsas.
In fig. 4 is deze toestand voorgesteld.
33
«S
cS
Fig. 4.