37
opzichte van elkander te leggen. Zij liggen in werkelijkheid
niet perspectief. De beide vlakken, die congruent op elkander
worden afgebeeld zijn de beide hoofdvlakken van het systeem,
deze vallen in den regel niet samen. Zij loopen evenwijdig.
Men kan dus de perspectieve ligging tot stand brengen door de
beide ruimten, langs de hoofdas zoo te verschuiven, dat de beide
hoofdvlakken samenvallen.
(Wordt vervolgd.)
DE TOEPASSING DER ACTE VAN RUILVERKAVELING.
Nu de eerste ruilverkavelingen, tot stand gekomen onder de
wet van 1924, hare voltooiing naderen, en dus weldra de eerste
acten, opgemaakt overeenkomstig artikel 73 der wet, om toe
passing in de kadastrale en hypothecaire boekhoudingen zullen
vragen, lijkt het mij gewenscht die toepassing aan een beschouwing
in ons Tijdschrift te onderwerpen.
Eenige opmerkingen van juridischen aard mogen voorafgaan.
Voor- en tegenstanders van ons stelsel van ruilverkaveling zijn
het er over eens, dat de wet niet van positieve elementen gespeend
is. Die meening zal, in dezen vorm gegoten, wel niemand hun
betwisten. Immers, in de eerste periode van een ruilverkaveling
beslissen zij, «die bij het kadaster bekend staan als eigenaren of
rechthebbenden» i), of al dan niet tot het werk zal worden over
gegaan. Hier kent de wet inderdaad rechtskracht toe aan de
tenaamstelling, aan de conclusiën, ter bewaring getrokken uit de
overgeschreven stukken.
Maar volgens hare commentatoren zou nog een ander positief
grondbeginsel in de wet zijn opgenomen, en wel in artikel 73.
Aldus mrs. A. G. Lubbers 2), A. van der Deure 3) en K.J. Bes 4).
Zóó ver zou ik niet willen gaan. Van een positief element
mag men m.i. slechts spreken, als aan de boekingen ten hypotheek-
kantore, aan de conclusiën dus, die aldaar uit de overgeschreven
Art. 14, e.a.
W. P. N. R, 1923, Nos. 2788, 2789.
3) W. P. N. R. 1923, N°. 2797.
4) W. P. N. R. 1923, N°. 2800.
Dit Tijdschrift 1924, bldz. 45 vlgg.