45 hypotheek zich nimmer uit tot het aangeworpen land, ook niet wanneer dit eigendom is geworden van dengene, aan wiens land het aangeworpen werd. Er zijn ook m. i. geen redenen van practischen aard, om eene tegenovergestelde meening als de juiste te beschouwen. Immers de grens tusschen het oorspronkelijke land en het aangeworpen gedeelte kan door den landmeter van het Kadaster worden aangewezen. Op blz. 105 wordt bij de bespreking van de vraag, of bepaalde volmachten notarieel moeten, dan wel onderhandsch kunnen zijn, in de machtiging van den man ingevolge art. 163 B. W. aan zijne echtgenoote te geven, om een haar toebehoorend goed met hypotheek te bezwaren, ten onrechte een volmacht gezien. Op blz. 118, bij eene bespreking van art. 12 18 B. W., luidende «Uit kracht van eene overeenkomst, ineen vreemd land verleden, kan geene hypotheek worden ingeschreven op goederen binnen het Koninkrijk gelegen, ten ware het tegendeel bij tractaten mogt zijn bepaald», beweert de schrijver, dat de vorm dezer buitenlandsche hypotheekakte, zoo die niet in het tractaat is vast gesteld, moet voldoen aan de vereischten voor hypotheekovereen komsten in het vreemde land vereischt (art. 10 A. B.). Deze meening is echter onjuist. De akte moet wat den vorm betreft krachtens het recht van het vreemde land eene authentieke akte zijn. Zijn dergelijke akten in het vreemde land onbekend (ik meen dat het Engelsche Recht geen authentieke akten kent), dan geeft de Consulaire wet in deze uitkomst. Gaarne had ik ook in een noot aangetroffen eene opgave van de staten, waarmede een dergelijk tractaat is gesloten, óf de verklaring, dat op dit stuk geen enkel tractaat bestaat. De slot opmerking op blz. 119 zou dan aan duidelijkheid winnen, zeer zeker voor den niet-juridischen lezer, voor wien dit boek krachtens het meergenoemd voorwoord, ook geschreven is. De op blz. i2i gesignaleerde tegenspraak tusschen art. 9 van het K. B. van 8 Aug. 1838 (Stbl. N°. 27) en de artt. 4 der Wet van 4 Juli 1842 (Stbl. 16) en 37 der Wet op het Notarisambt wordt opgehelderd, door het Kabinetsrescript van den 22 Fe bruari 1841, N°. 16, waarbij machtiging werd gegeven om art. 9 van het Kon. besluit d.d. 8 Augustus 1838, Stbl. N°. 27, in dien zin te doen naleven, als stonden op het einde van de eerste

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1927 | | pagina 45