57
grensde telblok, de schuine treden zijn de even c m (te beginnen
met o), de horizontale treden zijn de oneven c m. Bij de boven dat tel
blok gelegen trapeziumvormige witte en zwarte velden ligt het
midden der bovenste evenwijdige zijde telkens i m m naar rechts
verschoven t. o. v. het midden der onderste evenwijdige zijde. Wordt
een evenwijdige zijde door den draad juist gehalveerd, dan leest
men een vollen mm af, van o5 in de witte, van 510 in de
zwarte trapezia. Het beoordeelen van het al of niet gelijk zijn
van twee zulke kleine lijnsegmenten kan gemakkelijk en scherp
geschieden, beter dan het schatten van de verhouding van 2
ongelijke segmenten. Verdeelt de afstandsdraad noch de onderste,
noch de bovenste evenwijdige zijde van het vakje waar hij onge
veer midden doorheen loopt in gelijke stukken, dan laat men den
blik a. h. w. langs den draad glijden en beoordeelt op welke
hoogte een horizontale parallel, welke men aangebracht zou
kunnen denken, wel juist gehalveerd wordt. De plaats waar dit
het geval is geeft de tiende-millimeters aan. Deze grootheden
worden dus geschat, maar omdat het oog scherp het op een be
paalde plaats aan elkaar gelijk zijn van de afstanden tot de op
staande zijden van het trapezium beoordeelt, nadert deze manier
van schatten iets meer tot «aflezen» dan schatten door onderlinge
vergelijking van verhoudingen.
De tienden van millimeters welke men noteert staan gelijk
met centimeters in den afstand, daar A vrijwel 100 is.
Voor verdere bijzonderheden der verdeeling verwijzen wij naar
de beschrijving door den ontwerper in dit Tijdschrift jrg. 1925,
blz. 41 v.v. gegeven.
De baak wordt horizontaal opgesteld om den nadeeligen invloed
der differentiaal-refractie te ontgaan, welke optreedt bij verticale baak.
De atmosferische straalbreking doet het licht naar boven ge
kromde banen beschrijven; de luchtlagen bezitten verschillende
dichtheid, in 't algemeen de laagstgelegen de grootste, de aflezing
op een verticale baak wordt daardoor te klein. In de zich dicht
bij den grond bevindende luchtlagen wisselt de temperatuur voort
durend, vooral daardoor is de straalbreking onregelmatig. De
coëfficiënten, welke in rekening gebracht zouden moeten worden
voor bovensten en ondersten vizierstraal, zijn niet alleen ver
schillend, maar ook onregelmatig veranderlijk; aan het in rekening