7*
Men bepaalt de lengte van de stukken, LN en ln welke van
deze laatste lijnen door een paar overstaande zijden van den vier
hoek worden afgesneden en berekent vervolgens de snijlijn der
beide vlakken uit:
v - (Xi-Xn)
Ys a ym - - -
(xi xn)
en (12)
Ys terwijl: Ym ym b.
ys
Men teekent in ieder vlak de snijlijn (de perspectiviteitsas) en
trekt vervolgens een der zijden of diagonalen van den vierhoek
tot de snijlijn door. Men vindt aldus twee correspondeerende
punten op de snijlijn, die bij perspectieve ligging zullen samen
vallen. Om een willekeurig punt van het platte vlak der foto af te
beelden verbindt men het met twee bekende punten van het vlak,
verlengt de getrokken lijnen tot de perspectiviteitsas, brengt de
punten dezer as op de kaart over, verbindt de aldus verkregen
punten met de beelden der bekende punten, waarvan werd uit
gegaan. Het snijpunt der verbindingslijnen is het gevraagde
beeldpunt. Voor deze constructie behoeven zoo goed als geen
hulplijnen getrokken te worden. Voldoende is, dat de snijpunten
met de perspectiviteitsas met een piquoir worden aangegeven, en
met een passer in de kaart worden overgebracht, waardoor de
foto zoo veel mogelijk gespaard kan blijven. In fig. 4 is de
bedoelde werkwijze aangegeven voor het punt P.
II. Wanneer de vluchtlijnen buiten de teekening vallen, is de
richting dezer lijnen toch gemakkelijk te vinden door de groot
heden u, v U, V op een kleinere schaal uit te zetten. Men kan
dan als regel de Ym en de ym door afpassing op de verkleinde
schaal vinden. Wenscht men deze grootheden zeer nauwkeurig
te kennen, dan zou men tot berekening moeten overgaan. Ver
volgens berekent men de snijlijn overeenkomstig het geval I en
construeert dezelve.
Deze snijlijn zal in of nabij de figuur liggen, wanneer kaart
en foto nagenoeg op dezelfde schaal geteekend zijn. Men kan
zich dus te voren verzekeren, dat de beschreven werkwijze tot
een goed resultaat zal voeren.
III. Valt ook de snijlijn der vlakken (de perspectiviteitsas)
buiten de teekening, dan construeert men hulpassen op ronden