78
moet men bij iederen stand van het oog rekening houden met
zijn eigen projectiecentrum).
Verder vormt het prisma, overeenkomstig de wetten van de
terugkaatsing een beeld even ver van het prisma gelegen als de
foto van het prisma verwijderd is. Dit beeld valt alleen dan
nagenoeg samen met de kaart, als de schaal van beide nagenoeg
dezelfde is. Is dit niet het geval, dan veroorzaakt de geringste
verschuiving van het oog, een belangrijke verplaatsing van het
fotobeeld (parallax) ten opzichte van de kaart. De parallax wordt
wel eens weggenomen of verminderd door het plaatsen van een
lens tusschen prisma en foto. Bij den korten voorwerpsafstand,
die bij de camera lucida voor ons geval ter sprake komt, behoort
de lens dan echter verstelbaar te worden aangebracht, wat de
constructiemoeilijkheden weer verhoogt.
Men moet in den regel gebruik maken van het tweemaal
teruggekaatste beeld van het prisma, omdat het éénmaal terug
gekaatste een spiegelbeeld levert. Als men echter de kaart in
spiegelbeeld heeft geteekend, is ook het éénmaal teruggekaatste
beeld bruikbaar. Zelfs kan dan met een spiegeltje worden vol
staan. In Engeland zijn al deze constructies beproefd, echter
zonder gunstig resultaat.
e. De aansluiting van een driehoeksnet aan vier punten
van hooger orde.
De projectieve afbeelding kan worden gebruikt voor de aan
sluiting van een driehoeksnet aan vier punten van hooger orde.
De theoretische oplossing is in de voorgaande hoofdstukken vol
komen gegeven. Bij de toepassing doet zich echter moeilijkheden
voor van practischen aard. Door den grooten afstand der vlucht-
lijnen van de aan te sluiten figuur, kan men ze niet direct als
coördinatenassen gebruiken. Men moet overgaan op het systeem
perspectiviteitsas x-as en hoofdas y-as. Ten opzichte van
dit systeem kan men met benaderingsforrhules toe van de soort:
A y C! y -f c2 y2
Ax=c3xy
De berekening valt evenwel niet mee. Herhaaldelijk moet
worden overgegaan van het eene coördinatenstelsel op het andere,
wat nog al wat werk medebrengt.