i°3
van derden treffen, welke deze, afgaande op het vernieuwde
Grondboek, hebben verworven.
Na drie maanden verwacht men een nieuwe publicatie van
een volgend alsdan vernieuwd gedeelte.
TOEPASSING VAN ART. 54 I. K.
Het zal zeker in de meeste districten wel voorkomen, dat bij
de komst van den landmeter op het terrein, waar hij een nieuwe
grens moet opmeten, deze grens niet behoorlijk door blijvende,
zichtbare kenmerken is aangeduid. Ook al is van te voren aan
geschreven dat op dien dag, op dat uur, de meting zal plaats
hebben, en dat gezorgd moet worden voor behoorlijke afpaling
en aanwijzing, dan wil dat nog niet altijd zeggen dat aan deze
twee vereischten volgens art. 54 I. K. naar genoegen is voldaan-
Voornoemd artikel zegt woordelijk: «Zoolang geen behoorlijke
afpaling of aanwijzing van de nieuwe of gewijzigde grenzen, in
art. 52 bedoeld, heeft plaats gehad, of als den landmeter ge
bleken is dat er tusschen belanghebbenden verschil bestaat ten
opzichte van de ligging daarvan, wordt de opneming uitgesteld.»
Dit uitstellen zou praktisch neer kunnen komen op het des
noods eeuwigdurend open laten staan van de betreffende post in
het reg. 9.
Evenwel geloof ik dat de meeste landmeters dit art. zoo op
vatten, dat zij na eenige malen vergeefsch bezoek, met gerust
geweten achter zoo'n post op het afschrift zetten: «Bij herhaald
bezoek niet afgescheiden, op cons, boeken». Maar wat moet er
nu gebeuren als eenigen tijd daarna een der partijen vraagt het
perceel te splitsen, omdat de afscheiding nu aanwezig is? Wordt
dan de post reg. 9 heropend of opnieuw ingeschreven? en ge
schiedt de opname ambtshalve? Of zal het antwoord aan be
langhebbende zijn, dat de splitsing van het perceel slechts kan
gebeuren als P. W.
De tweede oplossing lijkt mij beter dan de eerste. Mijn vraag
is echter: hebben wij het recht om dat standpunt in te nemen?
of zou bijv. bij een ev. rekest, de Minister ons ambtshalve meting
gelasten? Zou ik hieromtrent eens de meening van een of meer
collega's mogen vernemen.
(Van Redactiewege bekort.) Tichelaar.