lichtsterkte, zonder aan de nauwkeurigheid van het heliotroop- of
kunstlichtbeeld afbreuk te doen (terrein-foto's zijn zoo dicht bij den
horizon slechts bij uitzondering duidelijk) is in den laatsten tijd
aanmerkelijk ruimer geworden; van f:4,5 is men al met sprongen
tot f: 1,5 gekomen.
Bij laatstgenoemde objectieven zou echter het formaat der plaat
buitengewoon groot worden, als geen korte brandpuntsafstanden
gebruikt werden. Daarom is 't noodig dat de spiegelkop voor een
afzonderlijke fotografische camera, en met bijzonder lichtgevoelige
plaat, wordt geplaatst, zóó dat de voor de terreinopneming be
stemde camera wel aan die met den spiegelkop vast is verbonden
en de beide zich daarin bevindende gevoelige platen gelijktijdig
worden belicht, maar dat overigens elke camera zelfstandig werkt.
Een derde moeilijkheid betreft de verandering in de afmetingen
der spiegels en hun ligging ten opzichte van de as der camera, die bij
verschillende vlieghoogten verschillend kunnen zijn. Bij belangrijke
toeneming van de vlieghoogte moet de hoogte der spiegels grooter
en moeten hun hoeken met de as van de camera kleiner worden.
Slechts gedeeltelijk kan dit bezwaar opgeheven worden door
den heliotroop op grooteren afstand van het op te nemen terrein
op te stellen of door den afstand van den spiegelkop tot het
objectief te verkleinen.
't Best wordt deze moeilijkheid uit den weg geruimd door
gebruik te maken van twee of drie spiegelkoppen, die in't vlieg
tuig af- en aangeschroefd kunnen worden en die samen voor vlieg
hoogten tusschen 500 en 4000 meter geschikt zijn.
Hoofdstuk VIII.
Raaklijnen aan het imaginaire beeld van den horizon
De spiegelbeelden van den horizon door raak
vlakken aan den kegelmantel gevormd, bepalen
het nadirpunt.
Deze "werkwijze is eenvoudigkan echter slechts
in beperkte mate toegepast wordenomdat by groote
vlieghoogten de horizon ver verwijderd en al by
lichten nevel wazig is.
Zooals reeds is opgemerkt, kan men door middel van een rij
io8
ALS MIDDEL TOT HERLEIDING.