spiegels, die in een cirkel om een kegelmantel zijn geplaatst, beelden van de raaklijnen aan het imaginaire beeld van den horizon verkrijgen, welk imaginaire beeld bij verticalen stand van de camera-kegelas een cirkel is. Wentelt de horizon om een horizontale lijn door 't midden van het objectief, dan verschuiven de raaklijnen zoodanig, dat ze nu raken aan een imaginaire ellips, waarvan de groote as de hellingsrichting voorstelt, die door 't hoofdpunt van de plaat gaat. De verschuiving NH van het middel punt van den cirkel (fig. 4) is gelijk aan f tg b, wanneer de helling weer b is. Bij een vlieghoogte van een kilometer maakt de raaklijn uit het vliegtuig aan de aarde bij benadering een hoek van één graad met het horizontale vlak. De lichtstraal wordt echter, daar ze eerst door dichtere daarna door minder dichte luchtlagen gaat, gebogen, zoodat zij bij 't binnentreden in de camera bij benadering horizontaal is en bijgevolg de horizon tale plaat treft in een punt, welks afstand tot het hoofdpunt weer f tg (2a-90°) is, den straal van den cirkel, die 't beeld is van den imaginairen horizon. Met behulp van de beelden der raaklijnen kan ook de ellips gemakkelijk geconstrueerd worden. De verbindingslijn van de snijpunten van cirkel en ellips staat loodrecht op de hellingsrichting. Door middel van een lineaal met tangentiale graadverdeeling met den straal f als eenheid, die men met het nulpunt in 't hoofdpunt op de plaat legt, zal men de tangentiale afstanden van de snijpunten der bogen van cirkel en ellips met de hellingsrichting in graden kunnen aflezen. Een nauwkeuriger uitkomst verkrijgt men met behulp van een declivometer (Hfdst. X). De algemeene formule voor de afstanden Hv3 en Hv4 (fig. 4) f tg (2a 9o-)-h b) geldt ook voor den top der ellips; alleen heeft men hier 't bijzondere geval dat h o is, of een constante kleine waarde heeft. Wanneer 't mogelijk is beelden van den horizon voor de her leiding te gebruiken, wordt de geheele werkwijze zeer vereen voudigd. Heeft de camera een voldoenden beeldhoek, dan kunnen de spiegelbeelden van den horizon rondom het beeld van het terrein (fig. 5 vert, doorsnede, fig. 6 «Draufsicht») of naast dit beeld samen op één plaat worden verkregen, waardoor men met één camera met twee objectieven volstaan kan. Heliotropen of zoeklichten, evenals de daarvoor noodige waarnemers, worden dan overbodig. Als spiegelvlakken kunnen glasprisma's worden gebruikt. iog

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1928 | | pagina 109