negatief tot dekking met het snijpunt der plaatassen en verschuift dan het negatief verder tot alle beelden de ligging hebben, die overeenkomt met de gemeten hoeken, dan bevindt het negatief zich in denzelfden stand ten opzichte van de nadirlijn als op 't oogenblik van belichting. Deze verschuivingen worden op de beide assen der plaat door middel van een eenvoudigen coördinatenmeter gemeten. Opdat het hoofdpunt nauwkeurig op het genoemde snijpunt kan worden ingesteld, wordt dit hoofdpunt bij de belichting, met behulp van een lichtstralenbundel, die door de camera-kegelas gaat, afgebeeld. Iedere lichtstraal, die van een punt van het negatief uit, door het midden van 't objectief gaat, wordt vergezeld door een van hetzelfde punt van het negatief uitgaanden stralenbundel, be paald door de opening van het diaphragma die evenwijdig aan de lichtstraal door het midden van het objectief uittreedt. Brengt men daarom voor en achter het objectief een zwakke verzamellens aan, dan kan met deze lichtstralen een beeld op het scherm worden verkregen. Hetzelfde doel wordt ook bereikt, als men den afstand van het negatief tot het objectief iets vergroot. Een vergrooting van dezen afstand van enkele centimeters is al voldoende, om op 25 cm afstand van het spiegelbeeld van het centrum der verzamellens (Oi) lichtbeelden op het scherm te ver krijgen (fig. 4). Op dezen afstand is de booglengte van een hoek van 10', met Ox als hoekpunt, in minimum drie vierde millimeter, zoodat de instelling van de beelden op de gemeten hoeken h tot op een minuut met het ongewapend oog kan worden geschat. Bij den declivometer wordt dezelfde spiegelkop gebruikt als bij de belichting, met dezelfde volgorde der spiegels ten opzichte van het negatief, zoodat fouten door de plaatsing der spiegels en in het spiegelvlak worden geëlimineerd. Om de componenten der verschuivingen van het negatief volgens de assen van de plaat vlug te kunnen bepalen, is het gewenscht, dat twee waarnemers samenwerken. Ieder houdt in de eene hand de lijst met de gemeten hoeken, welker waarde hij met de ligging van twee of drie der beelden op de schermen vergelijkt; met de andere hand wordt een stel- schroef gedraaid voor t meten van de verschuiving volgens een der plaatassen. Is op deze wijze nog geen nauwkeurige overeen stemming tusschen de beelden en de gemeten hoeken bereikt, 118

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1928 | | pagina 118