de hoeveelheid werk in een district moet herziening der grenzen
mogelijk zijn, hetzij periodiek hetzij naar behoefte. Voor jonge
landmeters zou deze verantwoording te groot zijn, daarom zullen
zij over 't algemeen ambulant zijn en kunnen in deze periode
veel ervaring op elk gebied opdoen.
De heer Jongedijk vindt de voorstellen van het Bestuur vol
komen sympathiek maar zou gaarne vernemen of de verantwoor
delijkheid in punt 4 genoemd met zich medebrengt, dat de
landmeter alleen de hulpkaart en den staat N°. 75 onderteekent
en niet de Ingenieur-Verificateur.
Volgens den heer Vriend is de kwestie van naziening voor
een paar jaar met de Ingenieurs-Verificateur besproken en heeft
het Bestuur toen een stelsel van steekproeven voorgesteld, waar
tegenover de Ing. Ver. eene afwijzende houding hebben aangenomen.
Volgens den heer Vriend zal een stelsel van steekproeven veel
scherper en ook preventief werken, daar thans soms rekening
gehouden wordt met het feit, dat de stukken toch door of namens
den Ing. Ver. worden nagezien. De verantwoordelijkheid van den
landmeter wordt door dit stelsel grooter, maar die moet de land
meter durven dragen.
De heer J. H. Pieters wenscht geen vergrooting van de
districten en niet de assistentie tot een heelen teekenaar uit te
breiden, daar het aantal velddagen dan van 90 op 120
gebracht zou worden, wat vaak van de physieke krachten van
den landmeter te veel zou vergen. Voor naziening en voor minder
eenvoudige kaarteeringen zal hem geen tijd genoeg overbiijven.
Inkrimping van het aantal districten en uitbreiding van het corps
ambulante landmeters vindt hij gevaarlijk, daar het misschien een
vermindering van het aantal ambulanten ten gevolge zou kunnen
hebben. Herhaaldelijk wijzigen van de grenzen der districten
geeft volgens hem geen stabiliteit en ook met de persoonlijke
werkkracht moet rekening gehouden worden.
In Arnhem voelen de landmeters reeds de geheele verant
woordelijkheid voor hun werk. Hij zou verder 't liefst het examen
voor landmeter van het kadaster handhaven en wel om een prikkel
tot studie te behouden en voor een uniforme beoordeeling.
Bij assistentie door een ambulanten landmeter vindt hij het
wenschelijk, dat de Ing. Ver. beslist welke werkzaamheden elke
landmeter zal verrichten.
172