De heer Vriend antwoordt hierop, dat de meeste landmeters
de verantwoordelijkheid voor hun werk voelen, maar officieel is
nooit vastgelegd, dat zij verantwoordelijk is en dit zijn ons doel.
Het zal niet moeilijk zijn thans reeds de grenzen der districten
vast te stellen, daar er vele gegevens voor deze vaststelling
bestaan en verandering der grenzen mogelijk moet blijven. Bij
verschillende dienstvakken is dit ook het geval.
De volle verantwoordelijkheid meent hij alleen met een vollen
teekenaar te kunnen aanvaarden en ook zal dit het meest oeco-
noinisch werken.
Het bestuur ziet ook wel eenig bezwaar in het inkrimpen van
het aantal districten, waaruit geoordeeld zou kunnen worden dat
de vrijgekomen landmeters overbodig zouden zijn, maar dit is
beslist niet het geval, het aantal ambulante landmeters moet uit
gebreid worden en is zelfs thans reeds te gering. Nader zal dit
punt door het Bestuur onder oogen worden gezien en worden
uitgewerkt. Tegen het handhaven van een examen heeft het
ook geen bezwaar. Wel de heer Dieperink, die den raad geeft
na drie jaren praktijk als adjunct-landmeter geen vakexamen af
te nemen, maar alleen beoordeeling en aanstelling op ingekomen
rapporten. De standing van de landmeters zal nadeel ondervinden
van het afnemen van een vakexamen na de academische opleiding
en na het diploma van Wageningen. Het komt bij geen enkelen
tak van dienst voor, dat na een academisch diploma nog een
vakexamen wordt afgenomen. Wel ontbreekt de praktijk en
routine, maar dit is bij alle ingenieurs ook het geval.
Van verschillende kanten wordt instemming betuigd met de
woorden van den heer Dieperink, terwijl de heer Heines de
opleiding in Wageningen niet volledig voldoende acht wat de
praktijk betreft. Afschaffing van het bedoelde examen zal een
prikkel tot studie en inspanning bij de na Wageningen volgende
praktische vakopleiding doen verloren gaan.
De heer Vriend wijst op de beoordeeling in de 3 rapporten,
welke in de 3 jaren als adjunct successievelijk worden uitgebracht
na de werkzaamstelling bij den gewonen dienst, de hermeting
en de ruilverkaveling. De prikkel is voldoende door deze be
oordeeling, daar bij een ongunstig rapport de aanstelling tot
landmeter kan worden uitgesteld.
Hij stelt voor het slot van punt 7 te lezen als volgt; Daarna
173