KANTTEEKENINGEN BIJ DE I. K.
Op onze instructie, hoewel geen wet maar een ministerieel
voorschrift, is bovenstaand motto toepasselijk-.
Haar bepalingen moeten den kadasterambtenaar tot richtsnoer
dienen bij zijn dagelijkscheti arbeid en de deugdelijkheid van dien
arbeid in de hand werken en de uniformiteit in de bewerking
der stukken bevorderen, zonder dat aan den anderen kant de
ambtenaar te veel vastgesnoerd wordt in een eng keurslijf van
voorschriften
Willen haar bepalingen doelmatig zijn, dan mogen zij niet te
algemeen zijn gesteld. Echter mogen zij ook niet afdalen in
allerlei speciale gevallen, die zich een enkelen keer kunnen voor
doen; karakter, gezond verstand, overleg en toezicht zijn immers
factoren, welke mede den goeden gang waarborgen
Van onze I. K., in haar geheel beschouwd, kan men zeggen,
dat zij goed is, logisch gebouwd en niet te omslachtig. Nog een
eisch, die voor regelingen als deze, welke de uitvoering van een
dienst in zoo groote mate beheerschen, geldt, is dat zij zich behooren
te wijzigen naar de geleidelijk veranderende omstandigheden en
dat vooral ook rekening moet worden gehouden met de onder
vinding bij de dagelijksche toepassing der voorschriften opgedaan.
Ook hieraan werd vrijwel voldaan bij opvolgende verbeteringen.
Zij is gegroeid uit het Recueil Méthodique des lois, décrets,
régiemens, etc. van 1812, uit de Verordeningen ter instandhouding
van het Kadaster, gearresteerd 23 October 1832, uit verscheiden
Circulaires en uit hare naamgenooten van 1869, 'yi 'yy en 1900.
Haar formeele rechtsgrond zal tegenwoordig moeten worden
gezocht in de artikelen 10, 15 en 46 der Wet op de Grondbe
lasting en in art. 6 van het K. B. van 8 Aug. 1838 (Stbl. n°. 27),
zooals dit is gewijzigd bij hetK. B. van 19 Oct. 1926 (Stbl. n°. 362),
(circ. n°. 1814).
De uitgave 1918 der I. K. is ook alweer herhaaldelijk aangevuld
Niet die wet raakt het ideaal, die in alle
dingen, maar zij, die in al het noodige de
eenheid tot stand brengt.
Piof. Mr. J. C. Naber.