i85
Art. 58 paste bij een bezits- of laten we zeggen, fiscaal kadaster,
alle cultuurgrenzen konden kadastrale grenzen zijn. Bij een
poging tot moderniseering der definitie hieronder verstaan
we dan aanpassing aan het bestaande Kadaster zal men
rechtsgrenzen als perceelgrenzen voorop moeten stellen, zonder
dat men daarbij uit 't oog verliest, dat een eisch om uitsluitend
de in verschillenden rechtstoestand verkeerende objecten tot
kadastrale perceelen te maken, te ver gaat. In de bewoordingen
zelf behoeft dat vooropstellen van de juridische begrenzingen
niet tot uiting te komen, het kan door verband met andere
artikelen erin opgesloten liggen. Ook kon wellicht iets meer
nadruk vallen dan nu in art. 58 geschiedt op de terreinsafschei
dingen, welke tot kadastrale perceelgrenzen worden gepromoveerd
(vgl. art. 53). De uitdrukking dat «elk gebouw» in 't algemeen
een perceel is, heeft hare geldigheid verloren.
Het zal aanbeveling verdienen bij de gezochte definitie te
gewagen van de vastlegging der begrenzing van een stuk van
den bodem door den landmeter, van de afbeelding ervan op de
kadastrale kaart en onmiddellijk ook van het perceelskenmerk
het nummer.
Bij dit laatste kan dan worden vermeld het eenvoudige middel
om in de voorstelling op de kaart gebouwen en den erbij be
hoorenden grond (algemeener gezegd: op de kaart voorkomende
gesloten onderdeelen van een perceel) samen te voegen: het
gestippelde pijltje. Inderdaad, dat zoo practische «bijpijlen»
kent de I. K. tot nu toe niet.
Art. 5p kan thans vervallen. In de plaats ervan zou kunnen
treden het thans vigeerende voorschrift over perceelvorming
(nummering) bij woningblokken, voorkomende aan het slot der
aanschr. van 28 Nov. 1925, Kad. n° 36. Een niet al te cate
gorische vorm voor zoo'n artikel verdient weer aanbeveling,
opdat 't mogelijk blijve bij blokken, die door groote open ruimten
zijn gescheiden, of bij blokken die elk een ander woningtype
vertegenwoordigen, èn de administratie der grondbelasting èn
het economisch verkeer met een enkel kadastraal nummer méér
te gerieven. (Vgl. Tijdschr. v. K. en L. 1926 p. 56 en v.v.)
Art. 60. Wegen opgemeten en aangepijld. Greppels, welke