196
Art. joi. De benaming van het in het tweede lid genoemde
Departement beantwoordt niet meer aan de huidige indeeling.
(Vgl. het gewijzigde eerste lid van art. 133).
Bij aanschr. van 13 Aug. 1928, Kad. n° 30, is voor de toe
zending van de kopieën der uittreksels uit de staten n° 75,
welke betrekking hebben op den Rijkswaterstaatsdienst, het
Staatsbedrijf der P., T. en T., de Staatsmijnen of de Staats
spoorwegen, een andere regeling getroffen dan het laatste lid
van dit artikel aangeeft. Insgelijks voor kopieën betreffende
den Staat (Zuiderzeewerken) bij aanschr. van 1 Apr. 1924,
H. en K. n° 46.
Bij aanschr. van 23 Dec. 1921, H. en K. n° 191, werd te
kennen gegeven, dat zij voor het Departement van Justitie niet
meer behoefden te worden vervaardigd (dit was althans de
bedoeling, de brief was niet geheel juist). Mogelijk is het motief
geweest dat er aan dat Departement niets mede gebeurde. Zou
niet eens mogen worden nagegaan of voor Departementen,
andere dan de bovengenoemde en de in art. 101 uitgezonderde,
nog kopieën achterwege kunnen worden gelaten Indien zij
inderdaad blijken dood gewicht te zijn, moet onze administratie
ervan worden vrij gemaakt.
Art. 102. Op de veldplans en op de gemeenteplans worden de
nummers van onbelastbaar verklaarde perceelen blauw en die
van als ruoeste grond bekende perceelen rood onderstreept. Die
onderstrepingen worden telken jare tijdens de bijwerking bij
gehouden volgens van den controleur ontvangen lijsten. Dit
alles werd ingevoerd bij res. van 17 Mei 1910, n° 45 (circ. n° 70,
Grondbelasting). De I. K. vermeldde er tot nu toe niets van.
Hulpkaarten waarop uitsluitend nieuwe T. D.-punten zijn
gekaarteerd worden alleen bijgewerkt op het bijblad en op
het veldplan. (Aanschr. van 7 Juli 1926, Kad. n° 122).
Art. 103. Aan «verzamelkaart», in 't spraakgebruik reeds lang
aangenomen en in art. 232 I. K. en in de H. T. W. ook reeds
van hoogerhand gesanctionneerd, geven wij verre de voorkeur
boven «verzamelingskaart».
Art. 104. De splitsing aangegeven aan het slot van punt 1 is