199
van alle rechthebbenden kan kennen alleen uit het leggerhoofd
mist men erdoor en voor dit geval overbodig opslaan
van den staat n° 73 (reg. 50) is er het gevolg van.
Het spreekt vanzelf dat de bijvoeging «en consorten», al werd
zij voor dit geval niet meer in den legger geplaatst, niet mag
achterwege blijven indien voor belastingplicht of anderszins
alleen de naam uit het bovenste vak wordt overgenomen.
Is het huisadres een kenmerk dat stabiel genoeg is om in
den legger te worden opgenomen? Zoo ja, dan verdient 't
aanbeveling om het bij aanschr. van 26 Oct. 1922, H. en K.
n° 53, bepaalde in te lasschen in art. 118. Als hulp-identifi
catiemiddel zou de geboorte-datum heel wat meer waard zijn.
Want het adres verandert heel dikwijls en veelal kort na het
passeeren der koopakte. Toch blijkt de vermelding, vooral voor
de steden, gemak op te leveren.
Na art. ug zou kunnen worden vermeld hetgeen is bepaald in
de aanschr. van 18 Nov. 1924, H. en K. n° 26: De bewaarder
geeft, wanneer bij toepassing in de kadastrale stukken van
overgeschreven notarieele akten, afschriften of uittreksels daar
van, blijkt, of het gegronde vermoeden ontstaat, dat het voor
schrift van art. 26 der Wet op het notarisambt tot vermelding
der (juiste) namen en voornamen niet is nagekomen, daarvan
kennis aan den betrokken inspecteur der registratie, onder
overlegging der noodige bescheiden.
Art. 120. Zie de kantteekeningen bij de artikelen 55 en 58.
Behalve een foutieve gemeente-aanduiding, een verkeerde
sectieletter of een verkeerd nummer moet ook als in strijd met
art. 37 der notariswet worden aangemerkt het omschrijven van
eenig goed als een gedeelte van een complex perceelen, wanneer
bij nader onderzoek blijkt, dat een of meer nummers van dat
complex er geen deel van uitmaken, (res. van 14 Oct. 1859,
n° 66, P. W. 3393). Eveneens is dat het geval met de clausule:
«makende deel uit van n° 1 en eventueel zoodanig gedeelte
van n° 2 als bij de uitmeting vanwege het kadaster het geval
zal blijken te zijn» (aanschr. van 15 Sept. 1922, n° 87, P.W. 11758).
Het zou aanbeveling verdienen om bij opschorting der over-