4° geschikt nieuw toestel (declivometer genaamd), waarvoor welis waar twee waarnemers noodig zijn, vordert slechts enkele minuten. De negatieve terreinfoto's kunnen daarna door middel van een eenvoudig projectietoestel tot positieven in horizontale projectie zonder dat de schaal zich daarbij wijzigt worden herleid> wat eveneens maar weinig tijd in beslag neemt. Bij deze her leiding moet het hoofdpunt nauwkeurig overgebracht worden, en voor 't geval hoogtelijnen bepaald moeten worden, moet ook de afstand van het positief tot 't objectiefcentrum nauwkeurig be kend zijn. Daar de negatieven allemaal op ongeveer gelijke vlieghoogte opgenomen werden en daardoor de schalen der positieven bijna aan elkaar gelijk zijn en evenredig met de vlieghoogten (zonder perspectivische verteekening), wordt het mogelijk, de hoofdpunten van elkaar voor meer dan de helft overdekkende positieven nauwkeurig op ieder positief over te brengen. De horizontale hoeken tusschen de hoofdpunten kunnen door middel van een theodoliet voor terreinfoto's worden gemeten en met behulp van vaste punten, die ver uit elkaar mogen liggen, vereffend en berekend worden. Ook zelfs dan, wanneer geen driehoeksmeting van de eerste orde mogelijk is, kan men steeds door astronomische puntsbepaling een voldoend aantal vaste punten verkrijgen. Op deze wijze worden de horizontale coördinaten van elk hoofd punt bekend en tevens wordt elk positief georiënteerd en zijn ligging in de kaart nauwkeurig bepaald. Door voorwaarts in te snijden kan men elk gewenscht aantal nieuwe vaste punten bepalen. Men werkt dus volgens het geo detische grondbeginsel, van 't groote in 't kleine, zoodat nergens overlappingen of gapingen kunnen ontstaan. De mogelijkheid van een hoofdpuntsdriehoeksmeting werd 'teerst door Finsterwalder naar voren gebracht (Si tzungsbericht der Bayrischen Akademie der Wissenschaften, math. phys. Klasse, Sitzung 8 Januar 1921). In de mededeelingen van het Konsortium Luftbild van Sept. 1926 probeerde Claus Aschenbrenner te bewijzen, dat de fouten, die men maakt, bij de meting van de horizontale hoeken in het hoofdpunt van de niet-herleide luchtfoto, niet groot zijn. Finster walder heeft echter al in het genoemde Sitzungsbericht (Sondre-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1928 | | pagina 40