met de bedoeling van partijen bij de plaats gevonden transactiën;
hetgeen in de besproken gevallen hierop neerkomt, dat partijen
het aan zich zelf te wijten zouden hebben, indien zij nadeel lijden
ten gevolge van onjuiste kadastrale aanduiding van vast goed in
notarieële akten. Deze omschrijving meen ik n.l. van de betee-
kenis van het woordje «het» te moeten geven. Niets is minder
juist, dan een dergelijke opvatting van artikel 37 der Notariswet.
Een dergelijke opvatting werd ook gehuldigd door de Arron-
dissements Rechtbank te Assen in haar vonnis van 19 October
1853, waarin zij te kennen geeft: «partijen hebben zich zelf
't nadeel te wijten, dat voortkomt, wanneer zij bij het belijden van
den koop en verkoop van een stuk vast goed zich in de opgave
der kadastrale indeeling vergissen».
Ons Hoogste Rechtscollege dacht daar echter anders over; de
Hooge Raad vernietigde het vonnis der Rb. te Assen, en over
woog in zijn arrest van 13 Jan. 1854: dat de verplichting den
notaris bij het artikel (37) onbepaald is opgelegd, en de verkeerde
opgave van partijen kan hem van die verplichting niet ontheffen.
Deze uitspraak staat geenszins op zich zelf. Ook in 1853 werd
de H. R. geroepen van zijne opvatting aangaande genoemd wets
artikel te doen blijken naar aanleiding van den ingestelden eisch
tot cassatie van het vonnis der Arr. Rb. te Winschoten van
14 Juli 1852. In dit vonnis geeft de Rechtb. als haar meening
te kenneneen notaris is voor het verkeerde der opgave van de
kadastrale kenmerken, hem door partijen gedaan niet aansprakelijk
en in dat geval is art. 37 niet toepasselijk. De H. R. vernietigde
dit vonnis bij Arr. van 29 April 1853, en overwoog: De wet
behelst het stellige voorschrift om te vermelden die nummers,
onder welke de perceelen bij het kadaster bekend zijn, en geen
andere, zoodat de notaris aan het voorschrift niet voldoet, wanneer
hij de perceelen aanduidt door nummers hem door partijen op
gegeven, doch welke niet zijn die onder welke zij bij het kadaster
bekend zijn.
In gelijken zin, het oudste mij hierover bekende arrest van den
H. R. d.d. 24 Februari 1844. «De notarissen zijn verantwoordelijk
voor de juistheid der kadastrale opgaven betrekkelijk de gebouwde
en ongebouwde eigendommen, vermeld in de te hunnen overstaan
verleden akten, bestemd om in de registers van de bewaring der
hypotheken te worden over en ingeschreven. Zij kunnen zich,
49