5° in geval van onnauwkeurige aanduidingen, niet beroepen op de opgaven van partijen». De opvatting van den H. R. laat aan duidelijkheid niets te wenschen over, wanneer men in laatstgemeld arrest leest «Overwegende, dat het alzoo vaststaat, dat de verweerder in strijd met het voorschrift van art. 37 voormeld, het juiste kada strale nummer van het perceel in de akte niet heeft aangeduid, welk voorschrift intusschen gebiedend en zonder restrictie is daar- gesteld, en dat des rechters overweging, op grond waarvan hij de uitgesprokene vrijspraak van den notaris wil wettigen namelijk, dat de notarissen, bij het opmaken der akten, niet ver antwoordelijk noch strafbaar kunnen zijn, wanneer de kadastrale aanduiding niet mocht overeenstemmen met die ten kantore aan het kadaster gehouden, daar toch die vermelding is, en nood wendig zijn moet het gevolg der opgave door partijen contrac tanten aan hen wordende gedaan, geheel is willekeurig en dus onaannemelijk zijnde in alle opzichten strijdig, èn met de duidelijke bewoordingen, èn met den geest der wet; «O. immers, dat de onderwerpelijke akte, volgens art. 1723 B.W., behoort tot de zoodanige, die bestemd zijn om in de registers der bewaring van de hypotheken te worden ingeschreven, overge schreven, vermeld of aangeteekend, en dat het van het grootste gewicht voor het algemeen belang is, dat het juiste kadastrale nummer, en geen ander, in zoodanige akte worden aangeduid, zonder welke juiste aanduiding in hypothecaire verbanden en soortgelijke belangrijke akten, de grootste onzekerheid zou geboren worden en zulks tot oneindige verwarring aanleiding zou geven; «O. diensvolgens, dat de notarissen zich niet mogen beroepen op de opgave door partijen contractanten gedaan, maar zich be- hooren te vergewissen omtrent het juiste kadastrale nummer; «O. mede, dat het voorschrift, omtrent de wijze waarop de onroerende goederen in de akten, vólgens meer gemeld art. 37, moeten worden omschreven en aangeduid, een gevolg is der bepalingen van art. 9 en 13 van het K. B. van 8 Augustus 1838, Stbl. N°. 27, in verband met vele daarmede overeenstemmende verordeningen, in het B. W. en in het Wetb. v. Burgerl. Rechtsv. vervat; dat, bij gemelde artikelen van voornoemd besluit, de kadastrale aanwijzingen beschouwd worden als de hoofdonder- scheidingsteekenen der onroerende goederen, in de registers van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1928 | | pagina 50