1. met de veranderingen van deze horizontale hoeken voor vlak terrein; 2. met de veranderingen van deze hoeken ten gevolge van hoogteverschillen. Bovendien moet in bergachtig terrein de invloed van de helling op de grootte der verticale hoeken in het hoofdpunt bepaald worden, opdat de hoogtelijnen goed geconstrueerd kunnen worden. Om den genoemden invloed van de helling voor horizontaal terrein met behulp van eenvoudige formules te leeren kennen, zonder in te gaan op de algemeene eigenschappen der centrale projectie, denken wij ons vier vaste punten in het terrein, die een vierkant met zijden van 800 m lengte vormen, en een camera, waarvan het objectief een brandpuntsafstand van 10 cm heeft, op een vlieghoogte van een kilometer. Wanneer de as van de camera verticaal staat en door 't snij punt der diagonalen van het vierkant in het terrein gaat, dan is het op de plaat gevormde beeld eveneens een vierkant, op schaal 1 10.000. Wentelt men nu de camera om een horizontale lijn door 't midden van het objectief en evenwijdig met twee overstaande zijden van het vierkant, dan verplaatst het beeld op de plaat zich in een richting loodrecht op deze horizontale lijn (hel lingsrichting) of beter ge zegd: De plaat beweegt zich over het beeld in de richting van den pijl (fig. 1), die onder het horizontale vlak in de richting der helling wijst. Men kan zich ook voor stellen, dat de camera on beweeglijk blijft en 't terrein om de genoemde horizontale lijn draait. Dan verplaatst het beeld zich inderdaad over de plaat. De grootte van deze beweging nu kan gemeten worden. (Beginsel van den declivometer, Hfdst. X.) Bij deze beweging blijven de beelden der twee genoemde zijden van het vierkant evenwijdig aan de draaiïngsas. De beide andere zijden worden langer of korter, zoodat zij met de rechte 62

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1928 | | pagina 62