67 en de diagonaal van den vierhoek (x) is echter evenredig met den vierkantswortel uit de helling (tabel I), neemt daardoor snel af, van 17', bij 8° helling, tot 4" bij een helling van een hal ven graad en wordt ten slotte nul. Dit wil dus zeggen, dat bij hellingen van minder dan een halven graad, de hoeken, op de luchtfoto in 7 nadirpunt gemeten tusschen de verbindingslijnen van dit punt met de beelden van punten in 't vlakke terrein, even groot zijn als de op het terrein gemeten horizontale hoeken. Ook de hoeken tusschen de verbindingslijnen van deze punten met 't hoofdpunt van de plaat, in dit hoofdpunt gemeten, kunnen, bij kleine helling, gelijkgesteld worden aan de in 't punt H op 't terrein gemeten hoeken. In vlak terrein zal 't daarom al voldoende zijn, dat de helling tot een halven graad nauwkeurig, d. w. z. met een middelbare fout van ongeveer 10', bepaald wordt. De nauwkeurigheid der in de volgende hoofdstukken beschreven toestellen, kan echter nog veel hooger opgevoerd worden, zoodat ook in golvend en heuvelachtig terrein de horizontale hoeken in het hoofdpunt met een nauwkeurigheid gemeten kunnen worden, die voldoende is voor een hoofdpuntsdriehoeksmeting of voor een bepaling van de horizontale coördinaten van het hoofdpunt uit binnenrichtingen naar vaste punten. In bergachtig terrein kan echter onder ongunstige omstandig heden de invloed der hoogteverschillen op de meting der hori zontale hoeken voor een nauwkeurige bepaling van hoogtelijnen te groot worden. Wanneer de verticale as van den gewonen theodoliet bij meting op het terrein een hoek b (helling) met de nadirlijn maakt, zijn de fouten bij de meting der horizontale hoeken dezelfde als die, welke bij de meting met den theodoliet voor terreinfoto's gemaakt worden, als de foto tijdens de belichting een hoek b met het horizontale vlak maakte. De booglengte van deze fouten s (fig. 2 en 3) is evenredig met de helling b en de hoogte z en omgekeerd evenredig met den afstand t. Nemen we aan dat de afstand t loodrecht op de hellingsrichting staat en noemen we de fout in den horizontalen hoek c, dan wordt: s t tg c z tg b of tg b tg c en bij kleine helling: b c.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1928 | | pagina 67