6
dat wanneer perceelen worden verkocht niet het kadaster de
grens aangeeft, maar de overeenkomst.
De H. R. (arr. 18 Juni 1926) overweegt nu:
dat blijkens de aangehaalde overwegingen het Hof feitelijk
heeft vastgesteld, dat uit den titel, waarop Middel zich tot staving
van het door hem gesteld, en door hem te bewijzen eigendoms
recht op de strook grond in geschil beroept, blijkt, dat hij van
zijn auteur Bosscher slechts heeft gekocht een perceel, dat zich
niet verder uttstrekt dan tot aan de kadastrale grens der hier
boven bedoelde kadastrale perceelen n°s. 1352 en 1353, terwijl
de bedoelde strook grond deel van plaats 13 daarbuiten valt;
dat na die feitelijke vaststelling het Hof terecht heeft aange-
nomen, dat Middel niet heeft bewezen, dat de bewuste strook
grond hem toebehoorde;
dat het Hof die beslissing kennelijk hierop deed steunen, dat
Middel aan zijn rechtsvoorganger niet meer rechten ontleende,
dan deze hem blijkens de als voren uitgelegde koopakte overdroeg;
dat dan ook de bij de toelichting van het cassatiemiddel uitge
sproken bewering, dat het Hof het standpunt zou hebben ingenomen,
dat het kadaster in het algemeen beslissend zou zijn ter bepaling
der grenzen van naburige erven, feitelijken grondslag mist;
dat ter toelichting van het slot van het middel nog is betoogd,
dat een grensregeling, als hier plaats vond, van grooten invloed
kan zijn op de bepaling van het eigendomsrecht van eigenaars
van aan elkaar grenzende erven en dat het Hof zulks zou hebben
miskend;
overweegt daaromtrent:
dat, nu eenmaal feitelijk was vastgesteld, dat Middel van
Bosscher slechts had gekocht een perceel, dat zich niet verder
uitstrekte dan tot aan de meerbedoelde kadastrale grens, terecht
geen invloed meer is toegekend aan een grensregeling tusschen
Bosscher en Bakker, al zou daarbij ook aan Bosscher nog de
strook grond, waarover geschil, zijn toegekend, hebbende toch
Middel die strook volgens den vastgestelden inhoud der akte in
ieder geval niet gekocht;
dat een onderzoek der vraag of en in hoeverre een grens
regeling van invloed kan zijn op de bepaling van het eigen
domsrecht van eigenaren van aan elkaar grenzende erven derhalve
in dit geding is zonder belang;