7°
welke richting de helling ten opzichte van de vaste punten loopt.
Fig. 3 stelt een luchtfoto voor met de vaste punten I t/m V.
De coördinaten van het hoofdpunt H zijn met behulp van andere,
niet in de figuur voorgestelde vaste punten, verkregen. De rich
tingen Q] t. m. Q5 zijn van Qi als beginrichting af gemeten. De
hoek d («Kantung»), zijnde de hellingsrichting t. o. v. de begin
richting, is onbekend. Stel voor de berekening van de helling,
de hellingsrichting en de vlieghoogte, in 't algemeen de hellings
richting t. o. v. de richting naar een willekeurig vast punt d -)- Q.
Dan is:
b sin (d Q) c,
en voor een tweede vast punt bij een hellingsrichting d Q'
bsin (d Q') c'.
t t'
Stelt men c p en p' dan wordt
z z
P sin (d 0') p' sin (d -f- Q) of
tg d p' sinQ Psin Q'
p cos Q' p' cos Q
De hellingrichting t. o. v. de beginrichting bij de meting met den
theodoliet kan dus met behulp van ieder willekeurig paar vaste
punten met voldoend hoogteverschil worden bepaald, daar de af
standen t, de hoogte z en de hoeken Q en c bekend zijn.
De helling kan nu uit ieder vast punt worden gevonden met
behulp van de formules: b J*fenz.
sin(d Q) sin(d-)-Q)
Opdat bij de berekening fouten vermeden worden, moet vooral
worden gelet op de teekens der factoren. Zooals al is opgemerkt,
is c ten opzichte van de door een pijl aangeduide richting der
hellingbij positieve hoogte z, in 't eerste en 't tweede kwadrant
negatief; sin Q is in 't derde en 't vierde, cos Q in 't tweede
en 't derde kwadrant, ten opzichte van de beginrichting Qit
negatief.
Zijn de helling en de hellingsrichting berekend, dan kan ver
volgens het hoofdpunt H naar het nadirpunt N verschoven worden.
Daartoe moet met behulp van de reeds bij benadering bepaalde
vlieghoogte F de afstand HN F tg b gevonden worden.