75
het wanneer het zijn invloed nog eens kan doen gelden en tot
maatregelen dwingt, die dwars tegen dat betere ingaan. Dan
dient er verzet te komen, en moet het redelijkerwijs buiten wer
king worden gesteld.
Zoo ongeveer dacht ik ook onlangs toen het oude praatje weer
eens opgeld deed, dat een prisma nauwkeurig zou zijn, wanneer
de vierde uitgezette loodlijn achtereenvolgens en in kruisvorm op
en in het eindpunt eener gegeven lijn met die gegevene samen
viel en toen daarop volgde dat het voetpunt eener loodlijn
op een gegevene en door een gegeven punt gaande, niet mocht
bepaald worden door drie zuiver gemeten transversalen, doch
door middel van het prisma. De eerste gedachte hiervan zou
men gevoegelijk kunnen laten voor wat ze is, de tweede moet
daarentegen worden afgewezen, althans wanneer de lengte der
loodlijn meer dan 5 m is en de plaats van het voetpunt daarvan
nauwkeurig moet worden gekend. Het heele gedachtencomplex
is evenwel de moeite eener bespreking wel waard; want de onder
stelling dat men door het opzetten van vier loodlijnen op het
eindpunt eener lijn in kruisvorm, tot eenige kennis der nauw
keurigheid van het prisma zou kunnen komen blijkt dan zuivere
illusie enzelfs het tegendeel ervan volgt dan n.l. dat die
bepaling wel eenige kennis geeft omtrent de onnauwkeurigheid,
waarmede de landmeter een loodlijn uitzet. Reeds het enkele
feit, dat er eene foutentheorie is, die eene onnauwkeurige praktijk
toepasselijk maakt voor eene nauwkeurige theorie zou hier tot
voorzichtigheid moeten stemmen; de practijk is slechts dan aan
de practijk te toetsen wanneer we een zeer groot aantal gevallen
ter beschikking hebben en ik kan dus wel direct hier neer
schrijven, dat vier loodlijnen nóch omtrent de nauwkeurigheid
van het uitzetten eener loodlijn nóch omtrent de nauwkeurigheid
van het prisma, ook maar iets zeggen. Hier, blijkt het, wordt
de quaestie al direct gesplitst in tweeën en wel: i°. een onnauw
keurigheid in de uitzetting zelf en 20. een onnauwkeurigheid in
de voorwaarden, waarna het prisma als zoodanig heeft te voldoen.
Dat i°. is reeds beslissend voor het heele onderzoek van het
prisma op het terrein: wanneer ik eene lijn niet nauwkeurig kan
uitzetten, dan kan ik ook nooit een beslissing krijgen omtrent
het instrument, waarmede ik de lijn uitzet. Op grond van een
uitgebreid en nauwkeurig onderzoek vond Prof. Lorber te Weenen