7
overweegt, dat het middel alzoo is ongegrond;
verwerpt het beroep.
Het ligt geenszins in onze bedoeling de juridische kwesties,
welke in de geciteerde uitspraken tot uiting komen, in den breede
te bespreken. Daarvoor is het in ons Tijdschrift niet de aan
gewezen plaats.
Wij meenen echter, dat het voor de lezers van ons orgaan zijn
nut kan hebben, dat zij deze vonnissen eens rustig lezen en over
denken; vooreerst, omdat zij ongetwijfeld belang in de kwestiën
zullen stellen en voorts dewijl, sommigen hunne opvattingen ten
aanzien van de vraag, wat de jurisprudentie leert over de waarde
der kadastrale gegevens, de waarde van de omschrijving naar de
kadastrale indeeling in transport-akten en over eigendomsverkrij-
ging door verjaring, wellicht zullen dienen te wijzigen.
Vergissen wij ons niet, dan komen de opvattingen der beide
Gerechtshoven ten opzichte van de vraag «hoe» het bezit van
onroerend goed wordt «overgedragen» overeen met het stand
punt, dat dienaangaande in den laatsten tijd door vele lagere
colleges wordt ingenomen. Deze vraag wordt dan aldus beant
woord, dat, om bij zijn eigen bezit dat van zijn voorganger te
kunnen voegen (ten einde sneller den voor de acquisitieve ver
jaring vereischten termijn te bereiken), men van dezen de onroe
rende zaak (waarover het hier gaat!) moet hebben verkregen
door eene akte overgeschreven in de openbare registers.
Een der voornaamste argumenten, welke worden bijgebracht,
bestaat dan hierin dat, ware het anders, onze wettelijke regeling
der regelmatige eigendomsverkrijging van onroerend goed van
nul en geener waarde zou zijn, daar dan hij, die onroerend goed
bij mondelinge, niet overgeschreven koopovereenkomst van den
eigenaar kocht, na bezit gedurende een enkel oogenblik, eigenaar
zou worden door het bezit van zijn verkooper en, zoo noodig, van
diens rechtsvoorganger, bij het zijne te voegen (aldus b.v. Recht
bank Utrecht 17 Juni 1925).
Koopt A dus van B een perceel grond, in de akte aangeduid
als kad. n°. 50 en wordt hem op het terrein feitelijk tevens een
deel van kad. n°. 51 geleverd, dan zal hij C (den eigenaar van
n°. 51), die dit deel opeischt, niet met een beroep op verjaring-
kunnen afweren, tenzij hij persoonlijk den grond gedurende den