85
waaruit gevonden wordt:
AB 160.05 BC 72.16 AD 127.89 EF =111.92
Zou mogen blijken, dat de v's groot waren, dan had de ver-
waarloozing der termen, ten opzichte der v's van den 2en graad,
een onnauwkeurigheid tengevolge, die het noodig zou kunnen
maken, de berekening te herhalen, met als voorloopige waarden
de uit de eerste berekening gevondene.
Het al of niet wenschelijke van die 2e berekening kan worden
getoetst aan de uitgevoerde controle.
J. J. Gorter.
VERSLAG DER COMMISSIE INGESTELD BIJ BESLUIT
VAN DEN MINISTER VAN FINANCIEN VAN 12 DECEMBER
1924, AFD. HYPOTHEKEN EN KADASTER, No. 133.
(Opleiding Landmeter van het Kadaster).
De opdracht in bovenstaande resolutie aan de Commissie ver
strekt, luidt:
«De Minister, overwegende dat het wenschelijk is, om door een
«kleine Commissie, in hoofdzaak bestaande uit onpartijdige des-
«kundigen, te doen onderzoeken, of de eischen, die thans voor
«de benoeming tot landmeter van het Kadaster worden gesteld,
«te omvangrijk zijn, heeft goedgevonden en verstaan;
«1. een commissie in te stellen, met opdracht om te onderzoeken
«a. welke werkzaamheden door alle landmeters ten behoeve van
«het kadaster verricht moeten kunnen worden en aan welke eischen
«zij uit dien hoofde bij eerste aanstelling moeten voldoen;
«6. welke vakopleiding hiertoe wordt vereischt;
«c. óf, en zoo ja, welke bijzondere werkzaamheden nog aan
«landmeters moeten worden opgedragen, zoomede of deze werk-
«zaamheden in zoodanig aantal voorkomen, dat hiervoor aan een
«bepaald gedeelte der landmeters eene afzonderlijke, meer weten-
«schappelijke opleiding dient te worden gegeven, dan wel of het
Vj 0.44 v2 0.16 V3=O.I2 v4 0.08
Voor A wordt dus: X= 68.74 Y 107.84
en voor B: X 224.32 Y 70.28
Berekenen we thans voor controle de gemeten afstanden uit
de hier gevonden waarden, dan vinden we:
