8q aan het al of niet voorkomen van leerrijke kadastrale opnemingen), wordt sinds 1918 door den toekomstigen landmeter systematisch onderricht in de verschillende vakken genoten. Hierbij is van belang dat de landmeterscursus zijn ontstaan dankt aan de lang gevoelde behoefte om in Nederland een ge legenheid te hebben voor geregelde opleiding van landmeters. Daarbij werd wel in de eerste plaats gedacht aan landmeters voor den kadastralen dienst in Nederland, maar werd toch zeer terecht ook rekening gehouden met de opleiding van landmeters die hun vak anders dan als ambtenaar van het Kadaster zullen beoefenen. Te Wageningen kan dan ook door een ieder, die blijk geeft van de verlangde kennis, een diploma van landmeter verkregen worden. Zoodoende stuit de commissie reeds dadelijk op een moeilijkheid. Ook de landmeters in dienst van gemeenten en cultuurmaat schappijen, de zoogenaamde particuliere landmeters, ontvangen in Wageningen hun opleiding. Indien de staat, met het oog op zijn landmeters van het Kadaster, die opleiding zou vereenvou digen, zou zoo goed als zeker blijken, dat zulk een opleiding te kort zou schieten voor de vorming van landmeters in algemeenen zin. De commissie meent dat voorzichtigheid hier geboden is. Weliswaar is het Kadaster opgericht, tusschen de jaren 1812 en 1831, met het oog op een billijke en regelmatige heffing der grondbelasting, doch gaandeweg is deze instelling, van evenveel, zoo niet van meer beteekenis geworden voor den grondeigenaar (in het algemeen voor dengene die zakelijke rechten uitoefent op onroerend goed) als voor de overheid. Reeds de Fransche voor schriften van 1812, die bij de oprichting van toepassing waren, behelzen de bepaling, (art. 1142/3) «het perceelsgewijze Kadaster «levert nog andere voordeelen op dan die voor de grondbelasting; «hetzelve beslist en voorkomt in het vervolg een menigte ge- «schillen tusschen de grondeigenaren over de grenzen hunner «eigendommen; geschillen welke kosten veroorzaken, waarvan «het bezwaarlijk te berekenen beloop, misschien jaar door jaar, «twee- of driemaal zooveel bedraagt, als dat der additioneele cen- «times, die slechts voor den tijd, voor het opmaken van het «Kadaster, geheven worden. Het Kadaster kan en moet nood- «wendig in het vervolg tot bewijsstuk in rechten dienen, om den «eigendom te bewijzen.»

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1928 | | pagina 89