92
oefeningen is dan echter voorbij, eveneens de mogelijkheid over
een behoorlijke instrumentenverzameling te beschikken.
Welnu, voor practische oefeningen op landmeetkundig gebied,
biedt de omgeving van Wageningen heel wat meer aan dan Delft.
Het geaccidenteerde, uit bosch en bouwland bestaande terrein bij
Wageningen leent zich goed voor de uitvoering van allerlei
metingen, waarvoor het vlakke polderland met zijn eenvoudige
parcelleering geen gelegenheid biedt. Door de uitbreiding der
stad Delft is een voor detailmeting geschikt object nabij het
geodesiegebouw verloren gegaan.
Zoodoende komt de commissie tot de conclusie, dat om meer
dan een reden vereenvoudiging van de opleiding der rijksland
meters, in tegenstelling met die der particuliere, ongewenscht is.
Tweeërlei opleiding in dezelfde plaats en een te betreuren in
ferioriteit van de overheid op landmeetkundig gebied, zouden de
gevolgen zijn.
De commissie stelt daarom op den voorgrond, dat de haar op
gelegde taak in de eerste plaats op de opleiding van de land
meters van het Kadaster betrekking heeft, doch dat het resultaat
van haar onderzoek rechtstreeks van toepassing geacht moet
worden op den geheelen landmeters-cursus te Wageningen.
Uit het voorgaande volgt reeds, dat een eventueele vereen
voudiging van de opleiding niet dan om gewichtige redenen zou
mogen geschieden. Daar komt nog het volgende bij.
In 1916 werd door een deskundige commissie de tegenwoordige
opleiding ontworpen, in 1918 door de regeering aanvaard. Op
den 8en October 1919 werd de landmeters-cursus te Wageningen
geopend en in den loop van 1924 konden dus de eerste land
meters in Rijksdienst treden die in Wageningen den volledigen
cursus gevolgd hadden. Onze commissie, benoemd in December
1924, zag zich dus met hare taak belast op een oogenblik dat
er nog geen enkele landmeter eenigen tijd van beteekenis in
dienst was, om het resultaat der gecentraliseerde opleiding te
toonen. Er zouden dus wel doorslaande argumenten aangevoerd
mogen worden om in deze omstandigheden tot een verandering
in de opleiding te adviseeren. Van belang is mede een nota van
den bezuinigings-inspecteur Mr. Dr. Spanjer, de dato 12 Juni
1923 aan den Minister van Financiën. Hierin staat: «De kwestie