IOI P tot B C, C A en A B resp. llt 12 en 13, dan is de iijn A Q de meetkundige plaats van de punten, wier afstanden tot A B en AC zich verhouden als p:p. De lijn BQ is de meetkundige 13 12 plaats van de punten, wier afstanden tot A B en B C zich ver houden als pp. Q is dus het punt waarvoor de afstanden tot 13 1] de zijden van den gronddriehoek zich verhouden als ptptp. Dit 'i '2 '3 punt moet dus eveneens gelegen zijn op de lijn C Q. Noemt men de barycentrische coördinaten van P Ui. u2, u3. T-. Ut u2 Uj Dan is: h 12 13 abc (a, b en c zijn de zijden van den gronddriehoek) waaruit volgt: 111 abc lj 12 I3 Uj u2 U3 Voor de barycentrische coördinaten V], v2 en v3 van Q vindt men dus: a2 b2 c2 Vi v2 V3 Ui u2 u3 In het bijzonder zijn de coördinaten van het isogonaal ver wante punt van het zwaartepunt: U! u2 u3 a2 b2 c2. (30) Dit punt is het symmediaan punt, het punt van Lemoine of het punt K (symmediaan isogonaal verwante van de zwaartelijn). Zoekt men het isogonaal verwante punt van een punt S van den omgeschreven cirkel van A A B C, dan blijkt dat dit in het oneindige valt. Blijkbaar gaat door deze isogonale transformatie de omgeschreven cirkel over in de oneigenlijke lijn en omgekeerd. Nu was: Ui u2 u3 o de vergelijking van de oneigenlijke lijn, waaruit dus onmiddel lijk voor die van den omgeschreven cirkel volgt: a2 b2 c2 0 Ui u2 u3 of: a2 u2 u3 -f- b2 U] u3 c2 Ui u2 0. (31

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 101