naweiden dat men bezat in dezelfde verhouding stonden tot de
totale hoeveelheid van beiden. Door eigendomsovergangen kwamen
het land en de naweiden langzamerhand in vele gevallen in ver
schillende handen.
Toen men er in 1874 toe overging, om ook de Meenthe in
privaat-eigendom te stellen en langzamerhand ook de verplichtingen,
die de deelgerechtigheid in de Marke meebracht, aan publiek
rechtelijke lichamen waren overgegaan, kon men dus zeggen,
dat als laatste overblijfsel van het gemeenschappelijk bezit van
de Marke Havelte slechts was overgebleven de gemeenschappe
lijke naweide op de Havelter Made.2)
In totaal rustten op de Havelter Made 176 naweiden, immers
de Marke was verdeeld in 176 aandeelen.
In de eerste plaats had de Plaatselijke Commissie voor de Rvk.
van de Havelter Made dus na te sporen, wie in 1927 gerechtigd
waren tot de 176 naweiden. Zij plaatste advertenties in de Mep-
peler Nieuwsbladen en verzocht den eigenaren hun aantal na-
weiderechten op te geven.
Toen de opgaven waren binnengekomen bleek, dat totaal ruim
200 naweiderechten waren opgegeven. Op de Commissie rustte
toen de taak om op te sporen, wie te veel hadden opgegeven.
Met behulp van de acte van scheiding der Havelter Meenthe
d.d. 16 Juni 1874 voor notaris Mr. J. A. Sluis te Meppel verleden,
waarin vermeld stond, wie vanouds gerechtigd waren tot de 176
paardeweiden, werd door de Commissie nagegaan, hoe na 1874
de naweiden in eigendom waren overgegaan door vererving of
verkoop.
Enkele eigenaren werden opgeroepen om hun opgaven nader
te motiveeren en in alle gevallen kon worden aangetoond waar
de fout in de opgaven schuilde, zoodat de Commissie tenslotte
een lijst samenstelde van eigenaren, met achter eiken naam ver
meld het aantal naweiden, dat in totaal 176 bedroeg.
De Commissie besloot vervolgens om de naweiderechten in geld af
te doen koopen. Immers, doordat er verschillende gerechtigden tot
de naweide waren, die geen land op de Made bezaten, zou afkoop
in land opnieuw tot versnippering van den eigendom leiden.
io7
Men spreekt van een naweide of van een naweiderecht, dat is het recht om
een volbeest op de Made te laten naweiden.
2) Gegevens ontleend aan het art. van B. te R. in de Meppeler Courant van 7-6-'29.