gebruik ik het minuutplan en wijs als kadastrale grens aan, de
lijn 40 m ten Z. van de sloot. Daarna wordt hiervan door
mij voor de rechtbank een getuigenis afgelegd. Ik verwachtte,
dat de rechtbank of de advocaat der tegenpartij mij wel zou
vragen, van welken aard mijn gegevens waren of wat die lijn
vroeger op het terrein geweest was. Op die vragen zou ik allicht
geantwoord hebben, dat mijn gegevens bestonden uit het lijntje
op het minuutplan en waar de aanwezige sloot door zijn breedte
en diepte en begroeide kanten den indruk maakt van daar vele
jaren gelegen te hebben en een zeer oud man zich niet kan
herinneren, dat op de kadastrale grens ooit een sloot of greppel
of wat ook geloopen heeft, zich de sloot van jongsaf herinnert
en ten overvloede de afwijking 40 m bedraagt, de kans bestaat,
dat men hier te doen heeft met een oorspronkelijke meetfout van
2 X 20 m- Bovendien behooren beide perceelen, deelen van een
groot landgoed, van de oprichting van het Kadaster af aan éen
eigenaar, zoodat de primitieve meting daar ter plaatse voor de
cultuurgrenzen mogelijk met iets geringere nauwkeurigheid is
verricht dan gewoonlijk. Ik kreeg evenwel geen gelegenheid
dit naar voren te brengen en vind het achteraf hoogst onbillijk,
dat ik door mijn optreden als getuige ten bate van A een te
eenzijdigen indruk op de rechtbank gevestigd heb, zonder natuurlijk
te willen beweren, dat de uitspraak dan anders geweest zou zijn.
Ik moet hieruit dan ook concludeeren, dat wij zooveel mogelijk
moeten trachten te ontkomen aan het optreden als getuige in een
civiel rechterlijke procedure, teneinde het rechterlijk college er
toe te brengen ons te benoemen, zooals trouwens veelal geschiedt,
tot deskundige, waarna we alles veel beter schriftelijk in een
rapport naar voren kunnen brengen.
De uitspraak is geweest, dat A in het gelijk is gesteld, omdat
A krachtens authentieke akte inderdaad eigenaar is geworden
van n° 456.
Dit proces is daarom zoo merkwaardig, omdat zeer waarschijnlijk
beide partijen, en B zeer zeker, te goeder trouw zijn en B voor-
loopig tenminste de dupe is geworden van een onjuiste kadastrale
omschrijving in de akte.
Waren de kavelkaarten niet opgemaakt door een buitenstaander
doch door het Kadaster, zoo zou dit proces nooit gevoerd zijn.
Bovendien brengt dit geval weer duidelijk aan het licht het
I I 2