116 Het congres was van oordeel, dat de boschstatistiek voor ieder land in de eerste plaats gescheiden behoort te worden in twee hoofdgroepen: a. de houtproductie; b. de in- en uitvoer en het verbruik van hout. In de tweede plaats behoort de boschoppervlakte te worden onder scheiden a. in de exploiteerbare en de niet-exploiteerbare; b. naar den eigendomstoestand; c. zooveel mogelijk volgens de houtteelkundige behandeling. In de derde plaats wenscht men de eigenlijke houtproductie te ver- deelen in de productie van naaldhout (hard en zacht) en loofhout (hard en zacht). De statistiek van de houtproductie moet, volgens de meening van meergenoemd congres, overigens zoo worden ingericht, dat er uit kan worden afgeleid hoeveel de exploiteerbare boschoppervlakte blijvend kan produceeren en hoeveel zij in werkelijkheid produceert, zoodat de gezamenlijke statistiek van de verschillende landen antwoord zal kunnen geven op de vraag: „Le monde vit-il actuellement sur ses réserves de bois, et dans l'affirmative, dans quelle mesure?" Met deze eischen, aan een boschstatistiek te stellen, kan onze Commissie zich vereenigen met dien verstande, dat niet-exploiteerbare bosschen volgens haar meening, geen vermelding behoeven, omdat zij in ons land nauwelijks voorkomen, dat voor Nederland de onderscheiding tusschen hard en zacht naaldhout van geen belang is en dat een onderscheiding tusschen loofhout in het algemeen en populieren- en wilgenhout voor ons land meer aan beveling verdient dan een onderscheiding tusschen hard en zacht loofhout. VI. WELKE EISCHEN KUNNEN EN MOETEN IN NEDERLAND AAN EEN GOEDE BOSCHSTATISTIEK WORDEN GESTELD? Als leidraad voor de besprekingen over de mogelijkheden van een boschstatistiek voor Nederland maakte onze Commissie gebruik van het artikel van den Heer Ir. H. van Vloten in het Tijdschrift der Neder- landsche Heidemaatschappij, jaargang 1926. Dit artikel omvat wel alle wenschen, die redelijkerwijze ten opzichte van een boschstatistiek gesteld zouden kunnen worden. Nauwgezet is door onze Commissie nagegaan, in hoeverre deze werkelijk voor ons land van voldoende belang geacht kunnen worden en daaraan kan worden tegemoet gekomen zonder te vervallen in een uitgebreid boschstatistisch bureau en zonder belangrijke offers voor de schatkist. In verband met deze overwegingen en uitgaande van het beginsel, dat een aanvankelijk eenvoudig opgezette en weinig kostbare statistiek naar behoefte bij latere herzienirfgen uitgebreid kan worden, wanneer die be-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 116