iig
1Staatseigen do m
2. Provinciale eigendom.
3. Gemeentelijke eigendom.
4. Eigendom van anderen dan onder 1, 2 en 3 genoemd.
Hoewel het in bepaalde gevallen van belang kan zijn te onderscheiden
tusschen het bezit van privaatrechtelijke lichamen, van vereenigingen en
stichtingen en van particulieren, is de Commissie toch van oordeel, dat
een dergelijke onderscheiding zooveel werk zou medebrengen, dat het nut
daarvan niet meer evenredig zou zijn met de uitbreiding der werkzaam
heden aan de opneming verbonden.
Ofschoon de Commissie verder van oordeel is, dat in zeer vele gevallen
een indeeling van de bosschen in leeftijdsklassen voor de statistiek van
belang is men denke b.v. aan de mijnhoutproductie, waarvoor met
jonghout kan worden volstaan in tegenstelling met de timmerhoutproductie,
waarvoor slechts oude bosschen in aanmerking komen meent zij een
dergelijke onderscheiding voorshands achterwege te moeten laten.
Op welke wijze toch, zij het ook slechts ten deele, in dit gemis moge
lijk zal kunnen worden voorzien, zai hieronder nader worden ontwikkeld-
(Zie onder XV).
XI. VERDERE OPNEMINGEN DOOR DEN DIENST VAN HET KADASTER.
De Commissie wijst er nadrukkelijk op, dat in ons land een belang
rijk gedeelte van de jaarlijks beschikbare houtmassa afkomstig is van
weg- en grensbeplantingen, van hakhoutwallen en van afzonderlijk staande
boomen en boomgroepjes. Het zou daarom tot groote onnauwkeurigheden
aanleiding geven, indien deze beplantingen buiten beschouwing bleven,
omdat zij veelal niet tot bosch, zooals dat hierboven werd gedefinieerd,
kunnen worden gerekend. Men bedenke b.v., dat het vele iepenhout,
dat ons land voortbrengt, nauwelijks in de statistiek zou verschijnen, in
dien lanen en wegbeplantingen buiten beschouwing zouden blijven. Ook
van de opbrengst aan populierenhout zou men in dit geval een geheel
verkeerd beeld krijgen, zoowel als van de productie van eikenstam
hout, enz.
Het wil derhalve de Commissie noodzakelijk toeschijnen, dat door den
kadastralen landmeetkundigen dienst tevens zal worden opgenomen de
lengte der rijen van opgaande boomen, al of niet langs wegen, onder
scheiden in: 1. naaldhout, 2. loofhout en 3. populieren en wilgen.
Opgemerkt moge nog worden, dat behalve de lengte van de wegbe
plantingen het aantal boomenrijen langs die wegen zal moeten worden
opgegeven, terwijl lanen, die door het bosch loopen, buiten beschouwing
kunnen blijven, daar zij tot het bosch gerekend worden, tenzij die wegen
een afzonderlijk kadastraal perceel vormen. Eveneens blijven buiten be-