gemist hoe de regelingen tusschen de gemeenten en het Kadaster
zijn bij het particulier werk.
De heer Bakker zegt dat de gemeenten precies als andere
particulieren behandeld moeten worden.
De heer Smit vindt in het rapport alleen de meening van
kadastermenschen, het inzicht van gemeenteambtenaren komt niet
tot uiting.
De heer Riet se ma zag gaarne meer samenwerking met
gemeentebesturen, waarbij hij gevallen uit de praktijk als voor
beelden noemt.
De heer J. J. Gorter meent dat opdracht en conclusie van
het rapport elkaar kruisen. Het rapport stelt te leur door het
negatieve antwoord op mogelijke samenwerking, zonder dat dit
wordt gemotiveerd.
De Voorzitter antwoord den heer Smit dat volgens vroegere
beslissing de Commissie zoo noodig later met gemeenteambtenaren
zou worden uitgebreid.
De heer Bakker licht toe, dat uit de ingekomen brieven op
de enquête duidelijk bleek, dat het Kadaster voor zich zelf moet
zorgen. Hoewel Amsterdam en Haarlem gunstig bij de andere
gemeenten afstaken, waren zij toch niet als voorbeeld te stellen.
De heer Smit voelt toch teleurstelling erover dat de Commissie
haar oordeel niet verrijkt heeft door de meening van gemeente
ambtenaren in te winnen.
De heer van Riessen mist berichten omtrent Utrecht, waar
wel samenwerking is, die voor het Kadaster van waarde is.
Het blijkt dat uit Utrecht geen antwoord op de bekende
vragen ontvangen is, terwijl in Rotterdam wel inlichtingen aan
het Gemeentebestuur gevraagd zijn.
De heer Tienstra verklaart nog dat in Amsterdam geen be
langrijke dingen aan gemeentepersoneel worden overgelaten.
De heer Bakker meent, dat het feit dat verschillende gemeente
besturen ertoe over gaan om zelf metingen te doen, alleen te
wijten is aan personeelsgebrek bij het Kadaster, wat te verhelpen
is door het aanstellen van jonge landmeters. Hij vraagt te dezer
zake een kernachtige uitspraak. (Applaus).
De heer Rietsema zou nog gaarne het oordeel hooren van
een overeenkomstige vereeniging van buitenstaanders.
Hierna wordt het rapport met vrijwel algemeene stemmen voor
149