159
der grenzen; hij maakt tevoren een delimitatieschets, zijnde meestal
een vergrooting van oude kaarten of van de topografische kaart,
op 't terrein aangevuld, en waarvan een kopie wordt gemaakt
om te dienen als schets voor de meting. Hand in hand daar
mede gaat de verkenning voor de meting. Vooral het kiezen
van de polygonen moet bij de polaire methode oordeelkundig en
zorgvuldig geschieden, immers van de polygoonpunten uit moeten
alle grenspunten door voerstralen worden opgenomen. De trekken
althans de hoofdtrekken moeten bij voorkeur een gestrekten
vorm hebben en liefst wil men met zoo weinig mogelijk polygoon-
punten volstaan. Een gunstige omstandigheid bij de optische
meting is dat men met de zijden overal doorheen kan, hellingen,
beken, zelfs afgronden hinderen niet, mits de baakhouder het
punt slechts kan bereiken. De werkingssfeer van het op een
polygoonpunt opgesteld instrument gaat tot 150 m; de zijden
zelf mogen langer zijn, want die kunnen in twee stukken worden
gemeten.
Een vergelijking wordt gemaakt met het polygoonnet, dat
noodig zou zijn volgens de orthogonaalmethode en 't bleek dat
men hierbij 1520% meer polygoonpunten noodig gehad zou
hebben.
De lengte der zijden wordt langs optischen weg minstens
tweemaal gemeten; de detailmeting heeft meestal plaats gelijk
tijdig met de veelhoeksmeting, door éénmaal (althans als men
over een modern instrument beschikt) richting en afstand naar
de grenspunten te meten.
Controle verkrijgt men hetzij door dubbele bepaling: van twee
polygoonpunten uit, hetzij door het meten van afstanden met
meetlat of veer. Deze en de aanvullingsmaten worden genoteerd
op het veldwerk, de veelhoeks- en voerstraalmetingen in een
apart formulierboekje, ingericht voor doordrukken.
Aan een der vertoonde veldwerken valt te constateeren, dat
ook tamelijk dicht bebouwde gebieden volgens de polaire methode
worden gemeten. Naar aanleiding hiervan weidt spr. even uit
over de polaire hermeting van een buitenwijk der stad Bern
(sectie IV) en deelt mede wat de leider, Stadtgeometer Albrecht,
erover schreefJ).
Schw. Z. f. V. u. K. 1928 p. 76.