Ü=±P1 (36) i63 OVER DEN VORM VAN DE FOUTENFIGUUR BIJ ENKELE EENVOUDIGE GEVALLEN VAN DE PUNTSBEPALING. j>' 5. De meetkundige plaats van de punten met foutenellips van constanten vorm bij het probleem van Snellius. Voor de middelbare fouten in de hoofdrichtingen was gevonden (34) (35, waarin p [cot (a A)]. Deelt men (34) door (35) dan komt er: Hx Hv 2 p Noemt men V, dan wordt (36) V2 -^J?=V -(- 1 o. (37) Dit is een vierkants vergelijking in V, waarin niet meer voor komt m, de middelbare fout in de meting. De vorm van de foutenfiguur staat dus voor ieder punt dat men wil bepalen a priori vast. Uit (37) worden 2 waarden van V gevonden, die eikaars om gekeerde zijn. Deze beide oplossingen geven in wezen slechts één verhouding, omdat het een kwestie van benoeming is, welke as men Hx en welke men Hy noemt. Omdat verder we positieve waarden voor V willen vinden, moet in (37) het teeken van de coefficient van V negatief worden genomen, als p positief is en omgekeerd. Voor p l/Uj gaat (37) over in: V2 2 V 1 o, waaruit: V 1. De foutenellips is dus een cirkel. Wij verkeeren hier in het reeds besproken geval. In die punten van het vlak, waarvoor p dezelfde waarde heeft, heeft de foutenellips dezelfde vorm. De vergelijking: [cot (oc A)] p constant, geeft dus de meetkundige plaats van deze punten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 163