177
MINISTERIE VAN FINANCIËN.
Afdeeling:
Indirecte belastingen.
No. 4. s-Gravenhageden 6eu Augustus 1929.
Onderwerp:
Overschrijving van stukken in
de openbare registers ten
hypotheekkantore.
De bij de wijziging der Registratiewet in 1923 tot stand gekomen
heffing van het volle overdrachtsrecht ook bij elkander spoedig opvolgende
overdrachten van onroerende zaken heeft ten gevolge gehad, dat vele
akten zóó werden ingericht dat belastingheffing niet mogelijk was. Door
velen o.a. door de Broederschap van Notarissen in Nederland is
er op gewezen dat dientengevolge verschillende misstanden zijn ontstaan,
waardoor de rechtszekerheid werd geschaad.
Het wegnemen van deze misstanden was zooals in de Memorie van
Toelichting van na te melden wet is gezegd een der redenen voor
het invoeren van een verlaagd overdrachtsrecht, zooals dat is geschied
bij de wet van 22 Juni 1929 Staatsblad no. 324), welke den ten Augustus
1929 in werking is getreden.
Er bestaat thans uit fiscaalrechtelijk oogpunt in dit opzicht geen aan
leiding meer tot het opmaken van akten welker inhoud uit juridisch
oogpunt van twijfelachtigen aard is.
Ik heb gemeend het opmaken dier akten ook te moeten tegengaan,
door den hypotheekbewaarders de volgende voorschriften te geven om
overschrijving te weigeren van die akten, welke een wijziging in het
eigendomsrecht op onroerend goed niet te weeg brengen.
De hypotheekbewaarder is naar ons recht verplicht die akten over te
schrijven, waarbij eigendom van onroerende goederen wordt overgedragen
of waarbij zakelijke rechten op zoodanige goederen worden gevestigd of
gewijzigd. Uit het hier te lande geldend negatieve hypotheekstelsel volgt
dat de bewaarder niet mag beoordeelen of de vervreemder inderdaad
eigenaar en bevoegd tot vervreemding is. Maar geenszins mag uit dat stelsel
worden afgeleid dat hij „lijdelijk" zou zijn in dien zin, dat hij verplicht
zou zijn tot overschrijving van alle akten welke partijen hem aanbieden.
Zoo is hij, naar mijn oordeel, niet gehouden tot de overschrijving van
akten welke de overdracht van eene vordering tot levering van onroerend
goed constateeren zonder dat goed zelf over te dragen.
Dergelijke akten behooren niet tot die welker overschrijving bedoeld
is in artikel 671 van het Burgerlijk Wetboek, dat de overschrijving van
titels, welke strekken tot overdracht van onroerende goederen, regelt.