187 De heer Dik stelt een vraag over de positie van den ambulanten landmeter. De heer Schram acht het onjuist het aantal districten bij Min. Res. vast te leggen. De voorgestelde art. 98 en 99 gaan te ver bij het streven naar zelfstandigheid; ook de regeling der aan vragen P. W. kan hij niet toejuichen; we zouden te veel werk aan den I. V. onttrekken. De regeling van art. 7 en 18 is goed. De Voorzitter zegt dat er nog te weinig bekend is over de districten, daar het Bestuur op zijn verzoek maar enkele antwoorden ontvangen heeft. Die wezen niet op verandering in het aantal districten. De heer Smits zegt dat de landmeter in zijn district liefst alle werkzaamheden moet doen. 't Ideaal moet zijn ook het ambulante werk te kunnen doen. De afd. Arnhem is daarom voor uitbreiding van het aantal districten. De Voorzitter denkt zich door meer teekenaarsassistentie het aantal districten kleiner, dan is er ook geen assistentie noodig van een districtslandmeter in een ander district, zooals soms in Arnhem is voorgekomen. De heer Smits verklaart dit uit het feit dat er in Arnhem geen ambulant personeel is. De heer Tienstra acht het noodig om eerst uit te maken hoe de bezetting van een district moet zijn, dan bepaalt de praktijk wel hun aantal. De Voorzitter gaat hiermee accoord. De heer Steenbergen meent dat art. 39 laatste alinea tot moeilijkheden aanleiding kan geven. De heer O. J. Jonas ver wacht dat de goede verhouding tusschen de collega's dit wel zal regelen. De heer Feenstra wenscht de gemeenteplans niet door het districtspersoneel te doen vernieuwen, maar aan het bureau van den I. V. De heer O. J. Jonas licht toe, dat volgens de aan hangige voorstellen de districtslandmeter naar buiten uit de ambtenaar van het Kadaster is, zoodat ook aanvragen voor ver nieuwing tot hem moeten worden gericht. Bij de uitvoering van dat werk kunnen zoo noodig andere teekenaars assisteeren. De vergadering gaat met art. 39 accoord. Bij art. 99 drukt de Voorzitter nog eens de bedoeling uit, dat de landmeter geheel verantwoordelijk wordt. De heer Schram acht de latere verificatie een wassen neus. De heer Feenstra

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 187