m
indirecte afstandmeting, maar aan het feit, dat deze onder zeéf
slechte omstandigheden werd toegepast.
Kolom 6 geeft de te verwachten middelbare fout per afstand,
wanneer uitgegaan wordt van de wet, die het verband legt tusschen
de middelbare fout in de enkele aflezing aan den middendraad
en den afstand bij gebruik van vertikale baak, waaromtrent in
jaargang XLI van dit Tijdschrift meer uitvoerig werd bericht.
Het verhoudingsgetal in kolom 7, gemiddeld 1,73, komt voor
een groot deel op rekening van het verschil in nauwkeurigheid
bij het aflezen aan den middendraad of aan den afstandsdraad
bij het gebruikte instrument, terwijl ook de parallax een rol speelt.
In elk geval blijkt hieruit, dat de velden-millimeterverdeeling bij
deze methode, nog niet ten volle tot haar recht komt.
Afstanden grooter dan 120 m moeten gemeten worden van de
beide eindpunten uit met opstelling van de baak in een tusschen-
punt. Ook kleinere afstanden zijn op deze wijze gemeten. Tabel 2
geeft daarvan een overzicht.
TABEL 2.
Afstanden in
meters.
Gemidd.
m. f.
in cm
Aantal der
metingen.
Afstanden in
meters.
Gemidd.
m. f.
in cm
Aantal der
metingen.
Afstanden in
meters.
Gemidd.
m. f.
in cm
Aantal der
metingen.
50
I20
I9O
60
1.30
1
i-59
16
2.03
33
I30
200
1.85
11
1.70
54
70
140
2IO
80
1.17
3
1.64
'9
1.99
35
I50
220
1.03
3
1.82
22
'•99
34
90
1.63
160
230
3
'•73
27
2.24
8
IOO
1.65
170
240
8
1.97
39
2.70
4
I IO
1.66
180
250
10
'•55
44
2.88
4
I20
190
28
178
172
37S