196 Neemt men bij het uitvoeren van polygoon-metingen onder toepassing van indirecte afstandsmeting met den draden-afstands meter de voorzorg om alle afstanden door eenzelfden waarnemer te laten uitvoeren, dan komt dit de nauwkeurigheid van de ge- heele meting stellig ten goede. Verschillende waarnemers toch zullen bij onderzoek voor eenzelfde instrument verschillende con stanten vinden. Meet nu een waarnemer bij lange polygonen een aantal opvolgende zijden en draagt hij dit werk daarna aan een tweeden waarnemer over, dan kan dit de oorzaak zijn, dat het poly- goonpunt, waarin de waarnemers wisselden, ongunstig wordt bepaald, wanneer bij de uitwerking van de gegevens voor beide waarnemers eenzelfde vermenigvuldigconstante in rekening wordt gebracht. Dit is vermoedelijk ook wel de reden, dat bij een polygoon van 10 km lengte, met zijden van rond 1000 m, gemeten door den Triangulatie Dienst in de Legerplaats Oldebroek, een der polygoonpunten, door enkele puntsbepaling gecontroleerd, een te groot verschil in ligging vertoonde. Aanvankelijk werd de oorzaak gezocht in het gebruiken van twee theodolieten als dradenafstands- meters bij het meten van dien polygoon. Voor het onderzoek naar het verhoudingsgetal van de vermenig- vuldigconstanten van deze twee instrumenten werd door mij een afstand van rond 100 m afwisselend 48 maal met ieder der in strumenten gemeten. Alvorens de 16 aflezingen noodig voor het meten van een afstand uit te voeren, werd telkens de parallax zoo goed mogelijk opgeheven. Nu kan de middelbare fout per afstandsmeting voor ieder der instrumenten op twee manieren worden bepaald, nl. als gemiddelde uit de 48 waarden voor de middelbare fout gevonden, maar ook door de 48 waarden voor den afstand gemeten in een vereffening te betrekken. De eerste methode gaf voor beide instrumenten een m.f. van 0,5 cm per 100 m terwijl de tweede methode middelbare fouten gaf resp: groot 1,3 en 2,2 cm. Hierdoor komt de invloed van de parallax duidelijk naar voren en wordt dus bevestigd, dat de velden- milLimeter verdeeling bij gebruik van den dradenafstandsmeter nog niet ten volle tot haar recht komt. Zal dit het geval zijn, dan dient te worden overgegaan tot een methode, waarbij de parallax zooveel mogelijk is uitgesloten, welk voordeel de dubbelbeeld-methode kan bieden. Bij deze methode, die reeds in 1890 door Richards werd

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 196