om het gedurende de laatste halve eeuw met zooveel zorg bij gehouden en hier en daar vernieuwde kadaster, zoo goed mogelijk aan zijn doel te doen beantwoorden. Hoe men ook over de vernieuwing van het kadaster op andere grondslagen dan het tegenwoordige moge denken, het bestaande zal zich naar mijne ernstige overtuiging nog geruimen tijd hand haven, en men zal zich dus moeten vergenoegen met het vele goede, dat de regeling ten onzent toch in ieder geval oplevert. Getracht moet worden, zoolang de wetgever de voorstellen der bovengenoemde Staatscommissie, al of niet gewijzigd, niet tot wet verheft, onder de bestaande wetgeving het nuttig effect van het kadaster in het belang der eigenaren en rechthebbenden, zoo hoog mogelijk op te voeren. De bovengenoemde hoofdgedachte komt tot uiting in artikel 10 van het ontwerp van wet op de grensregeling, waarbij is bepaald, dat bij de afzonderlijke, z.g. geïsoleerde grensregeling, een wijziging der aldus geregelde grens kan tot stand komen op een een voudiger wijze dan door middel van de authentieke akte, voor geschreven in het voorgestelde artikel 671 B. W., n.l. weder bij wijze van grensregeling, mits de oppervlakte, die door de wijziging van een der belende perceelen wordt afgenomen of daaraan wordt toegevoegd, volgens verklaring van den ambtenaar van het kadaster, in het procesverbaal op te nemen, niet meer bedraagt dan Y100 van de grootte van dat perceel en niet meer waard is dan 100 gulden. In artikel 31 van genoemd wetsontwerp vindt de regeling van artikel 10 overeenkomstige toepassing voor de algemeene grens regeling bij vernieuwing van het kadaster. Ook de voorgestelde regeling met betrekking tot den invloed der verjaring gaat van deze hoofdgedachte uit. Voor de bij de vernieuwing vastgestelde grenzen de verjaring uitsluiten, ging der commissie te ver. Men drage slechts zorg, dat ook de werking der verjaring ten volle in het kadaster tot uitdrukking komt. Daarvan uitgaande stelde de commissie voor in artikel 36 «In rechte kan wijziging eener overeenkomstig deze wet, of bij rechterlijk vonnis vastgestelde grens op grond van verjaring worden gevorderd. Het geding moet worden gevoerd tegen alle in artikel 1 genoemde belanghebbenden. Op het vonnis vindt artikel 35 overeenkomstige toepassing. 213

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 213