Immers de medeeigenaar, die niet heeft bijgedragen in de kosten van de verbreeding en de verhooging, kan later tegen betaling van de helft der gemaakte onkosten en de helft der waarde van den voor de verbreeding gebruikten grond de verhooging gemeen maken. Aangenomen moet worden dat het geheele ondergedeelte van den verzwaarden muur reeds gemeen was vóór de betaling, zonder dat de grensscheiding van den grond daardoor was ver plaatst naar het midden van den verzwaarden muur. De opvatting dat de eigendomsgrens van den grond aan een kant van den gemeenen muur kan liggen, vindt men ook ge huldigd in W.P.N.R. 3002, Rechtsvraag I. Die constructie schijnt nogal van theoretischen aard, inderdaad heeft zij een zeer practischen kant. Men denke b. v. aan het vol gende geval: De zijmuur van het huis van A staat geheel op grond van A, zoo dat de kant van den muur perceelsgrens is; later gaat B bouwen tegen het huis van A aan en neemt den halven zijmuur van A over. Bestond dit overnemen in een koopen bij akte van den halven muur met ondergrond, dan vond die overdracht zooals vanzelf spreekt bij het Kadaster toepassing en in geen enkel opzicht gaf zij aanleiding tot moeilijkheid; de niet gemeene muur werd gemeene muur. Maar vaker komt de over eenkomst tot stand zonder akte: B betaalt tegen kwijting een zekere som aan A en ontleent daaraan het recht om den scheids muur tot een gemeenen muur te maken, althans is gemeenmaking de bedoeling der eigenaars, waarbij zij weliswaar verzuimen een akte op te maken en te doen overschrijven. Deze vorm moge minder aanbevelenswaard zijn, in terreinen welke voor gesloten bebouwing zijn bestemd komt hij zeer veelvuldig voor. De stichting van het huis van B wordt toegepast bij het Kadaster en daarbij wordt in den door ons aangegeven gedachtengang terecht de grens tusschen de eigendommen gelaten waar zij was, n.l. op den kant van den genoemden zijmuur. De vraag of deze muur gemeen is, moet o. i. bevestigend worden beantwoord, het gemeen zijn is gevolg van het wezen der constructie van den muur en vloeit voort uit de wet (B. W. 681). Niet alleen A, ook diens opvolgers zijn beperkt in hun volledig beschikkingsrecht over de strook gronds, welke zich onder den muur bevindt. Eerder dan aan een uitsluitend persoonlijke rechtsverhouding tusschen A en B zou men dus kunnen denken aan een erfdienstbaarheid, wat 2 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 220