gegrond op een onjuiste akte succes zou hebben is m. i. zeer
de vraag).
Art. 55 zou dan ongeveer aldus kunnen luiden:
«De aanschrijving van g Augustus 1916 N°. 70 H. en K. vervalt.
Indien den landmeter blijkt, dat het hem door partijen aan
gewezen terreinsgedeelte niet overeenstemt met de daarvoor in
de akten of stukken als bindend opgenomen omschrijving of
dat daarin een onjuist kadastraal perceel genoemd wordt, wordt
de opneming uitgesteld, nadat de onjuistheden met partijen be
sproken zijn.
Mochten deze afwijkingen eerst na de meting blijken, dan
wordt deze niet toegepast en de onjuistheden alsnog met partijen
mondeling of schriftelijk besproken.
Indien de acten grootten of afmetingen bevatten, die niet bij
benadering zijn opgegeven, kan eene geringe afwijking toege
laten worden, welke van de plaatselijke omstandigheden afhangt(
maar welke niet meer mag bedragen dan(vast te
stellen tolerans, welke niet die van art. 21 G. B. behoeft te zijn).
Door den landmeter wordt een verzoek om verbetering
waarin de juiste omschrijving opgenomen is VI), aan notaris of
partijen gezonden. Wordt aan dit verzoek niet voldaan, dan
wordt dit aan den bewaarder medegedeeld, die dan handelt als
in art. 120 bepaald.»
(De omschrijving een zuiddeel van het perceel gemeente X
sectie A n° 20, terwijl een noordelijk deel bedoeld is, vormt
ongetwijfeld een onjuiste kadastrale aanduiding, waarvan in
art 120ie lid I. K. gesproken wordt. De bewaarder dient
dus te handelen als in het 2e lid bepaald is. Demogelijkheid,
dat bij een eventueele weigering, de notaris tot een boete ver
oordeeld zou worden,?is m. i. volstrekt niet uitgesloten).
Art. 77. pt. 20, 2lid. Een kaart of afmetingen is te beperkt,
ook andere omschrijvingen kunnen van groot belang zijn. vil)
lid. De bewaarder dient de verantwoordelijkheid voor dit
onderzoek te dragen. Dit zou bijvoorbeeld bereikt kunnen
worden door een geteekende verklaring op de hulpkaart, geen
bezwaar of wel bezwaar. In dit laatste geval zou op het veld
werk de vereeniging gemotiveerd moeten worden, vill)
23