27 bedoeling van dit in veler oog uitstekende voorschrift handelt indien hij: in 't algemeen geen uitzetting verricht van grenspunten, welke hij zelf voor zijn meting niet noodig heeft, desgewenscht wel kleine in de akte genoemde maten uitzet of afstanden verdeelt, scherper dan partijen zelf dit konden doen, zoo noodig hiertoe vooraf oude grenspunten opspoort, welke met het veldwerk in de hand zonder veel moeite en met zekerheid kunnen worden aangewezen, en indien hij in daartoe geeigende gevallen (als zulks zonder veel extra moeite mogelijk is) bevordertdat een grensteeken voor een nieuwe schei ding komt te staan in het snijpunt met een bestaande kadastrale grens. (Bestaat het vermoeden dat een afscheiding niet overeenstemt met de kadastrale grens, dan kan 't aanbeveling verdienen het uitsluitend voor de nieuwe grens bedoelde grensteeken op een flinken afstand van die afscheiding en van de oude kadastrale grens te doen plaatsen). III) Het streven naar duurzame afscheiding of afpaling staat voorop (zie I). Maar er zijn nu eenmaal grenzen, welke op het terrein niet spoedig of in 't geheel niet tot rust komen. Hierbij mag niet worden vergeten, dat de vaststelling door partijen met vastlegging bij het Kadaster toch eenige zekerheid geeft, een zekerheid waar het publiek ook om vraagt (en die wij, kadasterambtenaren, gaarne nog grooter zouden maken door een vastlegging in juridischen zin te paren aan de technische). Het slot van den zin: „de opneming wordt uitgesteld" lijkt ons dus in dit verband wat te sterk. IV) Aan dit uitstellen der opmeting (in strijd met de tegenwoordig gevolgde praktijk) wordt ook door Theil niet de voorkeur gegeven; men zie het genoemde artikel blz. 184 onderaan en blz. 185 bovenaan. V) Men raadplege hier de artikelen 46 en 47 der Wet op de Grond belasting. VI) De juiste omschrijving kan niet altijd worden gegeven als de op neming is uitgesteld. Zou het ook daarom niet beter zijn den post in technisch opzicht wel af te doen als dit mogelijk is? Natuurlijk moet worden aangedrongen op rectificatie der foutieve akte; wellicht verdient het denkbeeld overweging om het verstrekken van voor de rectificatie noodige gegevens te laten betalen. VII) Waar is dan het einde? VIII) De verantwoordelijkheid voor het onderzoek naar de bezwaard- heid bij den bewaarder, voor het vereenigen der perceelen bij den land meter, zoo is het ook thans geregeld. Het nuttig effect der aanbevolen verklaringen lijkt ons niet geëvenredigd aan het werk dat zij met zich zouden brengen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 27