28
IX) Als noot V.
X) Gelukkig gaat schr. hier verder dan de heer Hollestelle destijds
in zijn artikel, door voor perceelen in spoedstaten het thans geldende
tijdstip van ontstaan te behouden! Omdat voor het ontwerpen van voor
schriften beslist noodig is kennis van den toestand aan verschillende kan
toren, zij 't ons geoorloofd in dit verband het volgende aan te halen uit
een ingezonden stuk in W. P. N. R. 3065, getiteld „Vervallen kadastrale
perceelen", van de hand van den heer Roborgh: „In de divisie's-Gra-
venhage, waar jaarlijks bijna 2500 metingen voor transport en hypotheek
zoowel naar hoedanigheid als naar hoeveelheid, verreweg het hoofd
deel van het werk verricht wotden, is het nagenoeg regel dat de aan
vrager op spoedige behandeling en afwerking aandringt en komt het
bovendien nog vaak voor dat hij pogingen aanwendt om de afgifte der
extracten van den nieuwen toestand te verhaasten, onder verklaring dat
elke dag vertraging belangrijk geldelijk nadeel veroorzaakt. In zeer
dringende gevallen tracht hij zelfs de opgave der nieuwe perceelen van
den daarmede nog niet gereed zijnden landmeter te verkrijgen."
XI) Een potloodstreepje door het nummer in den legger en op het
nette plan diene als waarschuwing dat het perceel zal vervallen of reeds
vervallen is. Zou dan niet voor het vervaardigen van een extract-plan het
gebruik van de hulpkaart praktischer zijn dan het telkens onmiddellijk
bijwerken van het nette plan. Zeker voor bouwterreinen, welke in den
loop van het jaar meermalen van nummer veranderen.
XII) waarin gezegd wordt, dat het bij het bestaande art. 37
der Notariswet praktisch is I. K. art. 120, 4e lid, ook op notarieele akten
van toepassing te verklaren.
XIII) Zou niet de voorloopige verdeeling, als hier gedacht, veel werk
geven, veelal onmogelijk zijn, en ook nog reclames ten gevolge hebben?
In den regel kan noch de landmeter, noch de controleur, inlichtingen
geven, als zijnde niet op het terrein geweest; de omschrijving in de akte
geeft dikwijls ook niet veel houvast. Hoe wenschelijk voorloopige ver
deeling als hierboven geopperd ook zij, zij lijkt ons praktisch onuit
voerbaar.
ART. 112 I. K.
Naar aanleiding van het artikel «Kantteekeningen bij de I. K.»
door J. M. H. Heines in aflevering 6 van jaargang 1928 van
het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde komt het mij
gewenscht voor een oogenblik stil te staan bij het i« lid van art. 112-
Bij een mogelijke herziening van de I. K. zou een nieuw
artikel 112 duidelijker moeten uitdrukken welke, «niet aan de